18 januari 2021
‘Mensen tonen meer begrip voor degenen die ze kennen dan voor anderen’
Interview met prof. dr. Paul Dekker, senior wetenschappelijk medewerker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau.
Sinds 2008 voert het Sociaal en Cultureel Planbureau het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB) uit. Elk kwartaal verschijnt een editie. Opmerkelijk is dat in de surveys regelmatig het (gebrek aan goede) omgangsvormen (en waarden en normen) ter sprake komt. De manier waarop we met elkaar samenleven, zien en ervaren veel respondenten als het grootste probleem in Nederland. Al twaalf jaar lang is dat het geval. Waar denken burgers dan aan? Ze noemen: afnemende solidariteit, verharding van de maatschappij, gebrek aan fatsoen en beleefdheid alsook een afnemend respect voor elkaar.
Maar tegelijk komt uit de rapportages van het SCP een wat dubbelzinnig beeld naar voren: mensen klagen vooral over het wangedrag van anderen, maar bij zichzelf zien ze dat anders en praten ze afwijkingen van de normen min of meer goed. Ze geven bijvoorbeeld een vergoelijkende verklaring. Andere ouders brengen hun kinderen geen goede manieren bij, zelf doen ze daarvoor hun uiterste best. Dat intrigeert. En daarom ga ik hierover met prof. dr. Paul Dekker in gesprek.
Het zijn vooral ándere ouders die hun kinderen slecht opvoeden. Daardoor gaat het bergafwaarts met de samenleving. Vanwaar die dubbelzinnigheid?
In onze gesprekken met willekeurige burgers krijg ik te horen dat mensen in het algemeen wel problemen kunnen benoemen, maar zodra het concreet wordt of wanneer het gevallen in hun nabije omgeving betreft, dan worden er verklarende factoren of verzachtende omstandigheden aangevoerd. Dat duidt op het tonen van begrip voor degenen die men kent. Als het bijvoorbeeld gaat over een familielid of een van de buren, dan wordt al gauw gezegd: ‘Ja, maar die doet echt goed haar best. En het valt ook niet mee om het werk en het opvoeden van een kind te combineren.’ Dan praten mensen er anders over dan in het algemeen. Gaat het over anderen buiten hun kennissenkring, dan hoor je opmerkingen als: ‘Ze zijn vooral bezig met hun werk en met geld verdienen…’
Dus als het bergafwaarts gaat met Nederland, dat komt vooral door anderen. Zij veroorzaken de problemen, zeggen veel mensen. We schuiven blijkbaar de schuld bij anderen in de schoenen.
Laat ik als voorbeeld het vrijwilligerswerk noemen. Wanneer wij daar onderzoek naar doen en we bevragen mensen, dan krijgen we regelmatig te horen dat de huidige vrijwilligers denken dat zij de laatste generatie zijn die zich hiervoor inzet. Alle anderen hebben veel minder voor hun naaste of voor de samenleving over, zeggen ze. Want anderen zijn egoïstisch, alleen maar bezig met carrière maken. Maar gaat het over hun eigen kinderen, dan zeggen ouders al snel: ‘Ja, die zouden wel vrijwilligerswerk willen doen, maar ze kúnnen dat eenvoudigweg niet omdat ze moeten werken, reizen, etc. Dus in feite gaat het om dezelfde belemmeringen, maar voor de eigen kinderen zijn die wel een geldig excuus, voor anderen niet. Naar onbekenden toe is het makkelijker om verwijten te maken, zoals het stellen van foute prioriteiten of onverschilligheid.
_______________________________________________________________________________________
Dit is een gedeelte van het interview wat verscheen in Zicht Magazine 2020-4: Omgangsvormen in verval? Het hele artikel lezen?