1 augustus 2025

Politie laat christelijke feestdagen los als collectieve vrije dagen

SGP-Kamerleden André Flach en Diederik van Dijk stelden op vrijdag 1 augustus schriftelijke Kamervragen aan minister Uitermark (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) over de nieuwe cao van de politie waaruit blijkt dat de Nationale Politie christelijke feestdagen loslaat als collectieve vrije dagen. De Kamervragen van de SGP zijn hieronder te lezen.

  1. Bent u bekend met het onderhandelaarsresultaat voor de nieuwe cao van de politie?
  2. Erkent u dat het voor een samenleving van zeer wezenlijk belang is om algemeen erkende rust- en feestdagen te hebben? Onderkent u dat regelingen die deze dagen inwisselbaar maken op basis van individuele voorkeur tot uitholling van deze algemeen erkende dagen kunnen leiden, aangezien het collectieve karakter kenmerkend is voor deze dagen?
  3. Waarom heeft u gelet op het essentiële karakter van algemeen erkende rust- en feestdagen niet gekozen voor uitdrukkelijke voorafgaande betrokkenheid van het parlement voordat daadwerkelijk wijzigingen worden doorgevoerd bij belangrijke organisaties zoals de Nationale Politie? Vraagt een zorgvuldige omgang met deze feestdagen niet om goed onderbouwde publieke afwegingen in plaats van voldongen feiten na besloten onderhandelingen in cao-kamertjes?
  4. Waarom meent u dat het acceptabel is dat de Nationale Politie de status van de algemeen erkende christelijke feestdagen onder druk zet door de mogelijkheid deze dagen in te wisselen en de toelage voor deze dagen af te schaffen, terwijl deze feestdagen duidelijk verankerd zijn in wetgeving zoals de Algemene termijnenwet? Hoe is dit te rijmen met de verantwoordelijkheid van de politie om het algemeen erkende karakter van onze Nederlandse cultuur en traditie juist aan te voelen en te respecteren?
  5. Uit welke gegevens zou blijken dat bij een groot deel van het personeelsbestand van de politie behoefte bestaat aan het inwisselen van algemeen erkende feestdagen? Berust deze wijziging op breed gedeelde werkelijke wensen of heeft dit vooral te maken met ideologische overwegingen?
  6. Kunt u aangeven welke overwegingen en onderbouwing ten grondslag hebben gelegen aan de keuze om de tweede Paasdag, de Hemelvaartsdag en de tweede Pinksterdag inwisselbaar te maken? Waarom is bijvoorbeeld niet gekozen voor de tweede Kerstdag in plaats van de Hemelvaartsdag?
  7. Hoe geeft u er rekenschap van dat de politie door het bieden van ruimte om feestdagen in te wisselen met het oog op diversiteit en inclusie juist bijdraagt aan vervreemding bij miljoenen Nederlanders die de waarde inzien van de niet voor niets algemeen erkende nationale feestdagen? Is de politie nog inclusief voor alle Nederlanders?
  8. Onderkent u dat het voor het toekennen van een individueel recht om de genoemde drie algemeen erkende feestdagen te kunnen inwisselen niet vereist is om in artikel 12, vierde lid, onderdeel b, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) deze feestdagen voor alle ambtenaren van de politie uit de lijst met feestdagen te verwijderen? Kunt u aangeven dat het de bedoeling is om het beoogde individuele recht op zodanige wijze te regelen dat in het Barp niet in algemene zin een beperking van de lijst met feestdagen ontstaat?
  9. Bent u bereid deze vragen te beantwoorden ruim voordat een wijziging van het Barp vastgesteld wordt? Bent u bovendien bereid de voorgenomen wijziging van het Barp aan de Kamer toe te sturen?
  10. Kunt u bevestigen dat het niet wenselijk is dat andere onderdelen van de Rijksoverheid meegaan in het relativeren van bepaalde algemeen erkende feestdagen op basis van een individualistische cultuur?