30 juli 2020

Interview Marli Huijer: "Rust"

De meesten van ons staan op de drempel van de zomervakantie. Het is een andere zomervakantie dan anders, want vakantieplannen zijn niet zo vastomlijnd als in jaren zonder de dreiging van COVID-19. Toen de ernst van de epidemie nog niet zo duidelijk was, hadden we een interview met Marli Huijer over rust en ritme. Misschien geeft het u de nodige inspiratie om, ondanks alle onzekerheid, toch tot rust te kunnen komen.

 

"Hou op met die herrie, want het is zondag!"

 

Mens en ritme horen bij elkaar. Een nieuw menselijk leven, brengt al een ander ritme aan bij zijn ouders, maar ook bij hemzelf ontstaan er ritmes: het leven zelf, de hartslag, het licht en donker van dag en nacht. Er zijn opkomende en verdwijnende ritmes, versnelde en vertraagde ritmes in een mensenleven. In de wereld om ons heen zijn er ontelbare ritmes zoals die van dag en nacht en van de seizoenen lente, zomer, herfst en winter. Ze zijn zo gewoon, maar niet weg te denken uit ons leven. 


Er zijn ook ritmes waarvan we niet precies kunnen aangeven waarom ze er zijn. Pas als een ritme wordt onderbroken door een ongewone variatie, merken we dat het ritme bestaat of bestond. Denk bijvoorbeeld aan het aantrekken van schoenen. Normaal gesproken zal een mens niet de ene schoen aantrekken, een andere taak gaan uitvoeren en even later de andere schoen aantrekken. Dat onderbreekt het regelmatige ritme van het aantrekken van de ene schoen en vervolgens ook van de tweede schoen.
Zo zijn er vele ritmes aan te wijzen die ons aantonen hoe vergroeid wij zijn met de ritmes in ons mensenleven. Als vanzelf gaan onze gedachten dan naar het hoofdstuk uit Prediker: “Er is een tijd om… en een tijd om…” Er is een tijd om… en om…”. Alleen al het lezen van dat Bijbelhoofdstuk laat je een ritme ervaren.

Marli Huijer

Het achterliggende decennium konden we wetenschappelijk onderzoek naar ritmes tot ons nemen door de boeken van Marli Huijer. Huijer is hoogleraar Publieksfilosofie aan de Erasmus School of Philosophy, Erasmus Universiteit Rotterdam.
Door haar studies naar ritme heeft ze meegewerkt aan een bewustwording van het belang van ritmes en tijdsordening. Hoewel ze zich niet op Goddelijke instellingen of richtlijnen beroept, komt ze wel tot opvallend overeenkomende conclusies. In haar eigen termen probeert ze de mens ervan te doordringen dat gezamenlijke ritmes en een rustdag (een ‘accudag’) van groot belang zijn voor het menselijk functioneren. Gezamenlijke ritmes moeten we niet verwaarlozen, maar weer herwaarderen. In een gesprek met haar krijgen we meer inzicht in haar bevindingen en pleidooien.

 

Hoe bent u gefascineerd geraakt door dit onderzoeksterrein? 

“Dat is moeilijk precies aan te geven, want ik kan niet letterlijk een moment aanwijzen. Wat ik wel kan zeggen, is dat ik al heel lang een fascinatie heb voor tijd. Die interesse is waarschijnlijk begonnen omdat mijn vader natuurkundige was. Omdat ik filosofie van mens én cultuur doe, wil je ook altijd wel de raakvlakken met cultuur en filosofie behouden. Ik ben geïnteresseerd geraakt in wat wij doen met tijd en wanneer we dingen doen.”

 

Wat hebben ritme en religie met elkaar te maken?

“Religie staat heel dicht bij de oorsprong van de maatschappelijke ritmes, de organisatie van het maatschappelijke leven. Ritmes zijn heel funderend voor het sociale leven.

Als je de geschiedenis van religies beziet, kom je erachter dat, zodra ergens een priester is, zo iemand de taak op zich krijgt om vast te stellen wanneer je iets moet doen. Een priester hield het verstrijken van de tijden bij door bijvoorbeeld het opstapelen van stenen bij het veranderen van de maan. Door een jaarlijks terugkerend ritme was dan te achterhalen dat er na acht of twaalf stenen weer gezaaid of geoogst moest worden. Als je dat moment laat samenvallen met een feest, beïnvloed je daarmee de bereidheid van mensen om zich in te spannen voor het oogsten en het zorgen voor de samenleving door de voorraden niet vroegtijdig aan te spreken. Je kunt stellen dat het hebben van een priester (en dus een religie) van levensbelang was.”

 

Het weekritme draait op het scharnier van de zondag. Ik hoorde dat u ‘streng gereformeerd’ opgevoed bent. Hoe hebt u de zondag ervaren?

“Het lastige is dat je de ervaring hebt van dat moment zelf en de ervaring die je hebt als je terugblikt. Dat maakt dat je er niet eenduidig over kunt spreken.

Laat ik bij het nu beginnen. Het grote voordeel van de zondag is dat je leert dat er een dag is waarop je helemaal niets hoeft, waarop er geen verplichtingen zijn, behalve dan om naar de kerk gaan. Je leert om te niksen. Verveling is heel belangrijk voor de creatieve energie. Je lichaam komt tot rust en kan herstellen. Je hebt een dag waar je naar kunt uitkijken en waarop je kunt terugkijken. Zonder die afwisseling van werk en rust was het ook heel saai geweest. We zitten nu in een tijd waarin we altijd bereikbaar moeten zijn en altijd maar door moeten werken. Er is geen gezonde variatie meer tussen werk en rust. Het leven verliest zijn rust en zijn betekenis. Op zondag kon je nietsdoen, zonder dat je je schuldig moest voelen dat je je tijd verprutste. 
Van vroeger herinner ik me dat ik me ontzettend verveelde. Datzelfde lees je ook terug in allerlei verhalen van andere mensen: “O, wat verveelde ik me!”. Ik mocht thuis niets. We mochten de tuin niet uit en de straat niet op. We mochten niet breien en zo voort. Je mocht alleen de noodzakelijke handelingen voor het eten en slapen verrichten. We mochten niet wassen, maar wél afwassen, helaas.”

 

Hoe ervaart u de zondag nu? Hebt u het evenwicht gevonden?

“Ik pleit in mijn boek Ritme. Op zoek naar een terugkerende tijd voor het behoud van een ‘accudag’. Je hebt dan een dag zonder allemaal plannen, verplichtingen, moetens. Een dag waarop je weer helemaal tot rust kunt komen.”

 

Houd u zelf de zondag als rustdag?

“Ik zelf houd de zaterdag als rustdag. Ik kan dan op zondag mijn colleges voor maandag voorbereiden. Als ik dat op vrijdag zou doen, zit de stof niet meer goed in mijn hoofd.

Het zit echter nog wel zo in onze samenleving dat je je op de zondag als de rustdag kunt beroepen. Als je op een ochtend tegen je klussende buurman zou zeggen: ‘Hé, houd op met die herrie, want het is maandag!’, heeft dat niet dezelfde waarde dan dat je zou zeggen: ‘Hé, houd op met die herrie, want het is zondag!’.
Ik moet wel zeggend dat als je eenmaal zo’n vaste dag als de zondag hebt, dat die toch wel erg te waarderen is. Ik woon in Amsterdam en als ik dan op zondagmorgen door de stad loop, heerst daar zo’n weldadige rust. Het is echt een genot. We leven dan wel in een sterk geseculariseerd land, maar ondertussen is slechts een klein percentage (ongeveer 5%) van de mensen op zondag aan het werk. Mensen blijven enorm hechten aan een vrij weekend.”

 

U bent een pleitbezorger van het ritme en van de herwaardering ervan in onze maatschappij. Welke reacties krijgt u daarop?

“Toen mijn boek uitkwam was er eerst nog niet zoveel bijval. Maar ik vind het verbazingwekkend hoe er door de tijd heen steeds maar aandacht blijft komen voor het boek en voor het onderwerp. Het dringt meer en meer door dat het belang van gezamenlijke ritmes een herwaardering moet krijgen.”

 

Krijgt u ook tegenreacties?

“Niet veel hoor, maar in het begin was er wel vanuit de hoek van de moeders wat opstand, want we hadden net de vrijheid geroken en door mijn studie dachten ze daar weer uit weggetrokken te kunnen worden. De vrijheid die verworven was, leek hierdoor bedreigt te worden, maar ik bepleit voor het maatschappijbreed organiseren van tijden. Als je denkt dat je persoonlijke vrijheid je ook de bescherming geeft die je verlangt, heb je het mis. Als een maatschappij het niet voor haar burgers organiseert, ga je het in je eentje niet redden.”

 

Hier ligt dus een taak voor de politiek. In de essaybundel van het SCP (Sociaal Cultureel Planbureau) “Komt tijd, komt raad?” betoogt u samen met mevrouw Sabelis dat de overheid de taak heeft om de regelmaat te bewaken. Hoe moet de overheid dat doen?

“Die taak moet de overheid weer veel serieuzer gaan oppakken. Door de secularisatie is er geen macht meer die de burgers richtlijnen geeft, zoals de religie dat deed. Een voorstel wat ik doe, is om, net als dat we de ruimte ordenen en daar commissies en zelfs een ministerie voor hebben, dat ook met tijd te doen. Er moet concreet een commissie van tijdsordening zijn. 

Om burgers voldoende te beschermen, zou iedereen het recht moeten hebben op wekelijks 24 uur aaneengesloten vrijheid van werk en verplichtingen. In principe maakt het niet uit op welke dag dat is. Mensen mogen natuurlijk variëren, maar ik denk wel dat het een haast onmogelijke transitie is om dat naar een andere dag dan de zondag te verplaatsen. Onze geschiedenis is door de christelijke wortels nu eenmaal zo gevormd dat de zondag de vrije dag was.”


Als de SGP in het debat pleit voor de rust, willen we naast de religieuze argumenten ook andere argumenten aanvoeren, maar vaak wordt dat door andere partijen gewantrouwd, omdat we het toch allemaal Godsdienstig gemotiveerd betogen. Wat zou uw advies zijn?

“Ik vind dat je in een debat alle argumenten op hun merites moet beoordelen. Je kunt mijns inziens dus argumenten niet wegschuiven doordat ze van een bepaalde politieke partij komen. Het slaat de discussie dood als een pleidooi in een hokje van een bepaalde politieke kleur wordt gestopt. Het is niet goed als de discussie over een rustdag of accudag de mond wordt gesnoerd omdat het een typisch SGP-dingetje zou zijn. 

Mijn missie is dus om ook de niet-religieuze argumenten voor de overkoepelende rustdag serieus genomen te laten worden. Dat is wel heel belangrijk, want als je de zondag als rustdag eenmaal kwijt bent, krijg je hem niet meer terug.”

 

 

Interview door: Sjon van der Ree Doolaard

Portretfoto door: Chris van Houts

Hoofdafbeelding: De waterval als symbolisch beeld dat tegelijkertijd voor rust en rusteloosheid geldt.