16 januari 2024

Senator Schalk over de spreidingswet

Op maandag 15 en dinsdag 16 januari debatteerde de Eerste Kamer over de spreidingswet. Namens de SGP voerde Senator Schalk het woord. Zijn bijdrage aan het debat is hieronder te lezen.

De eerste voorbereidingen in dit debat zijn namens de SGP gedaan door mijn oud-collega Diederik van Dijk. Na zijn vertrek naar de TK heb ik dit dossier van hem overgenomen. En het moet me van het hart: het is een gevoelig onderwerp, omdat het natuurlijk altijd over mensen gaat. Wij worden in deze Kamer echter geroepen om de wet te beoordelen op de gebruikelijke aandachtspunten, rechtmatigheid, uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid. Daardoor wordt het wel overzichtelijker, maar niet gemakkelijker met de wet die voorligt, met name omdat deze nogal wat haken en ogen heeft.
Achtereenvolgens ga ik in op de volgende onderwerpen: structuurwijziging, de verschillende fasen, financiële prikkels, medebewindvoering, instroombeperking, draagvlak.

Structuurwijziging
In feite hebben we hier met een complexe structuurwijziging te doen: eenvoudig gezegd: het Rijk, oftewel het COA, lukt het niet om de hoge asielinstroom een plaats te geven. En nu hevelt het Rijk via deze wet de hele verantwoordelijkheid voor opvang van asielzoekers over naar de gemeenten, die daar geen ervaring mee hebben, en het COA wordt een soort uitvoerend orgaan. Voordat we dat doen zouden we ons eerst de vraag moeten stellen hoe het komt dat het COA het niet lukt om voldoende plaatsen te realiseren. En of het overhevelen van de taak hiervoor een duurzame oplossing is.

Met deze wet zouden we dus op weg moeten gaan naar een stelsel dat effectief is en dat uitvoerbaar is. Terwijl gemeenten geconfronteerd gaan worden met opvang waar beperkt middelen en ruimte voor is, waar geen kennis van zaken is, waar de vraagstukken rond veiligheid van asielzoekers en van burgers onvoldoende geadresseerd zijn, waar vraagstukken rond onderwijs, zorg, werkgelegenheid en integratie nog moeten worden uitgedacht en uitgewerkt. Het gaat nogal ergens over.

De RvS wijst hier nadrukkelijk op. Immers, en ik citeer: “De Afdeling onderstreept dat het wetsvoorstel een stelselwijziging is en geen tijdelijke noodwet. Het voorstel creëert een nieuwe bestuurlijke systematiek. Deze is permanent en structureel van karakter en beoogt een duurzaam toekomstperspectief voor asielopvang te bewerkstellingen. Een dergelijke stelselwijziging moet als zodanig behandeld worden. In het bijzonder met het oog op de uitvoerbaarheid moet het daarom ook met zorgvuldigheid worden voorbereid”.

Daarbij zijn de nodige serieuze uitvoeringsvragen te stellen.

  • Zijn inmiddels afspraken gemaakt met VNG over hoeveel gemeenten nu krijgen als reguliere vergoeding van de kosten van een opvangplaats?
  • Hoe wordt kleinschalige opvang financieel gestimuleerd? Kleinschalige opvang komt daarnaast onder voorwaarden ook in aanmerking voor een uitkering, lees ik. Voorwaardelijk dus, welke voorwaarden?
  • Wat betekent de opmerking dat kleinschalige opvang uitvoerbaar moet zijn concreet voor de positie en eigen regie van gemeenten? Wat kan wel, wat niet?
  • Wat betekent de stelselwijziging voor gemeenten t.a.v. huisvesting, integratie, kinderopvang, onderwijs, jeugdzorg, zorg, werk, etc.?

De asielopvangopgave wordt op het bordje van gemeenten neergelegd zonder enige limiet aan instroom. Dat betekent dus dat ieder denkbaar aantal bij gemeenten terecht kan komen, jaar op jaar op jaar op jaar. Terwijl gemeenten nu al met enorme uitdagingen zitten t.a.v. onderwijs/zorg/sociale zekerheid/integratie/huisvesting. Omdat de exacte uitwerking van de wet nog niet helder is, waren de gevolgen van de wet voor gemeenten nog onduidelijk toen de VNG-uitvoeringstoets gedaan werd. Toch sprak de VNG wel de verwachting uit dat ‘de stapeling van opgaven naar verwachting zal leiden tot knelpunten bij verschillende aanpalende taken’.

  • Hebben we wel voldoende zicht op die knelpunten om een goed oordeel te kunnen vormen? Waar verwacht de staatssecretaris problemen?
  • En hoe beziet u de draagkracht van de samenleving in het licht van het beroep op voorzieningen als gevolg van de spreidingswet? Kortom, wat kan Nederland dragen en wat niet? En welke consequenties verbindt u daaraan?

De SGP vindt dat gemeenten ook meer eigen regie moeten krijgen op uitvoering van de asielopvangopgave als die bij gemeenten wordt belegd. In het wetsvoorstel houdt COA nog te veel de touwtjes in handen, terwijl veel gemeenten aanlopen tegen rigide kaders van COA. Als voorbeeld noem ik Duitsland waar deelstaten een zak met geld krijgen en zelf de opvang vorm mogen geven.

  • Waarom is gekozen voor een beperkte invulling van de gemeentelijke autonomie in dit wetsvoorstel?
  • Zou het niet beter zijn geweest gemeenten met meer verplichtingen ook meer vrijheid en ruimte voor invulling van die taak te geven en vertrouwen uit te stralen?

Fasen
De RvS geeft aan dat deze wet niet zal leiden tot een effectief bereiken van de doelstellingen. In eerste instantie bleek dat de besluitvorming in twee fasen en de daarmee gepaard gaande financiële prikkels al problematisch waren, en de bestuurlijke verhoudingen tussen het Rijk, gemeenten en wellicht ook provincies, komen onder druk te staan. Deze fasensystematiek is in de TK door het amendement-Van den Brink c.s. weliswaar vereenvoudigd, maar daarmee blijft de kritiek op de verregaande inbreuk op de gemeentelijke autonomie binnen het Huis van Thorbecke recht overeind.

Het is frappant dat de regering daar eigenlijk niet op ingaat, maar in feite zegt dat dit de uitkomst is van politieke besprekingen. Lees: een deal in de voormalige coalitie, nu dus het demissionaire kabinet.

In het voorliggende wetsvoorstel is sprake van een fase waarbij gemeenten aan de PRT (Provinciale Regie Tafel) komen tot een al dan niet sluitende verdeling van de provinciale asielopvangopgave en een fase vanaf het moment dat de Minister het verdeelbesluit neemt. Indien het verslag van de Commissaris van de Koning leidt tot een sluitende en uitvoerbare verdeling neemt de Minister deze in beginsel over in het verdeelbesluit. Indien dit niet het geval is komt de Minister voor zover nodig zelf tot een goede invulling.

  • Is de regering zich bewust van de onzekerheid die dit met zich meebrengt, van de kwetsbaarheid voor de Commissaris van de koning, en voor de onrust die een ander besluit met zich meebrengt in de onderlinge verhoudingen?

Zowel de complexiteit van de wet als zodanig, de veelheid aan nadere uitwerking in lagere regelgeving, de onzekerheid over de financiële voorwaarden en complicerende factoren zoals de ruimtelijke inpassing en de mede daaruit voortvloeiende juridische procedures roepen ten slotte indringende vragen op over de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel.

Nog even terug naar de RvS: ik las dat ‘Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling het wetsvoorstel te heroverwegen en daarbij te kiezen voor een eenvoudiger stelsel met meer duidelijkheid voor gemeenten. Zij adviseert in het bijzonder de fasering en de zogenoemde financiële prikkel opnieuw te bezien.’ We kunnen constateren dat de fasering herzien is, niet omdat de regering dat wilde, maar omdat de TK dat afdwong met een amendement. Maar de RvS wees ook op de financiële prikkel.

Financiële prikkel
De wet gebruikt een financiële prikkel om alle gemeenten te verleiden tot aanbieden van duurzame opvanglocaties. Dat zegt iets over het morele vraagstuk rond asiel. De regering gaat er blijkbaar vanuit dat dit met geld is in te kopen. Als dit uiteindelijk leidt tot onvoldoende plekken, kan de Minister de resterende plekken toewijzen.

Ten aanzien van de financiële prikkels zijn er ook nogal wat vragen te stellen, van praktische tot principiële of morele vragen. Praktisch gezien is het maar de vraag of gemeenten de financiële prikkels interessant genoeg vinden.
Ook is het een belangwekkende vraag of het moreel verantwoord is om met financiële prikkels te werken. Er is toch geen burgemeester of wethouder die kan uitleggen aan de inwoners van zijn of haar gemeente dat de gemeente heeft gekozen voor een extra portie, omdat er dan een bedrag van bijvoorbeeld €2.500 wordt uitgekeerd. Oftewel, het wordt nog ingewikkelder gemaakt om gewoon te doen wat een gemeente kan doen, namelijk zelfstandig draagvlak zoeken en verantwoordelijkheid nemen, passend bij de situatie in de betreffende gemeente. De regering ziet deze problemen ook, maar houdt blijkbaar vast aan de gekozen systematiek. Bij de evaluatie over 4 jaar zal er naar gekeken worden. Dat is toch op zijn minst merkwaardig.

De systematiek van de wet zorgt er ook nog eens voor dat vrijwillig en duurzaam aangeboden opvangplaatsen voor 5 jaar vast staan, en door het COA standaard worden meegerekend.

  • Klopt het dat dit betekent dat een gemeente maar 1x haar vrijwilligheid kan tonen? In de volgende cyclus of verdeelronde is de eerdere vrijwilligheid een verplichting geworden, met alle gevolgen van dien voor de betreffende gemeente.

Naar de mening van de SGP kan dit, ook ondanks de nieuwe systematiek volgens het amendement Van den Brink c.s., nog steeds leiden tot strategisch gedrag. Veel meer dan eerst zal aan de voorkant meteen duidelijk zijn hoeveel plekken iedere gemeente moet leveren. Om daar dan nog vrijwilligheid in te bieden, dat is toch niet te verwachten. Veel eerder zullen gemeenten zich afwachtend gaan opstellen, of gemeenten zullen een vrijwillige keuze maken voor de relatief makkelijke opvang.

  • Hoe denkt de staatssecretaris strategisch acteren van gemeenten te voorkomen?

Medebewindvoering
Het blijft vervolgens heel vreemd dat de Commissaris van de koning een rol heeft, terwijl de gemeenten medebewindvoerder worden. De bestuurslaag van de provincie wordt in feite alleen maar gebruikt om de CdK een soort regierol toe te delen.

Dit alles klemt te meer nu het in dit wetsvoorstel gaat over samenwerking tussen rijk, provincies en gemeenten. Dat betekent toch dat het gaat om medebewindswetgeving. De RvS wijst erop dat medeondertekening door de Minister van BZK voor de hand ligt. Echter, de regering geeft aan dat gelet op het bijzondere en urgente karakter van dit wetsvoorstel er na afweging voor is gekozen om bij dit wetsvoorstel niet in medeondertekening te voorzien, en evenmin in medeondertekening van lagere regelgeving die op dit wetsvoorstel is gebaseerd. Een nadere toelichting op dit besluit lees ik echter niet.

  • Kan de staatssecretaris toelichten wat er bedoeld wordt met deze toelichting? Wat is er nu zo bijzonder en urgent, waardoor het gerechtvaardigd is om niet voor medeondertekening te kiezen?
  • Kan hij ingaan op de meer fundamentele vraag hoe hij dit voorstel ziet in het licht van het Huis van Thorbecke, de bestuurlijke indeling zoals we die in Nederland kennen?
  • Is hij het met mij eens dat een hoge mate van wettelijk verplichting ook gepaard moet gaan met een hoge autonomie van gemeenten?
  • Is ook overwogen gemeenten meer aan het roer te zetten en het COA een ondersteunende functie richting gemeenten te laten vervullen? Zou dat niet logischer zijn geweest, zie ook het stelsel in Duitsland? Waarom is hiervoor niet gekozen?

Instroombeperking
Wat we natuurlijk vooral missen bij deze wet is een instroombeperking. Afgelopen jaar was het drukste asieljaar sinds 2015: bijna 50.000 mensen vroegen hier asiel aan. Het jaar daarvoor ging het ook om meer dan 46.000 mensen. Het asielsysteem zit inmiddels muur- en muurvast. Ook voor het komende jaar worden weer hoge instroomcijfers voorzien. Dat alles moet te denken geven:

  • Wat kan onze samenleving dragen?
  • Waar gaan we deze mensen allemaal huisvesten?
  • Hoe kunnen we hen allemaal de voorzieningen bieden waar zij aanspraak op maken?
  • En vooral: hoe houden we dit op de lange termijn vol?

Als er jaar op jaar dergelijke aantallen ons land binnenkomen zijn deze vragen niet opgelost door het probleem geheel over te hevelen richting gemeenten. Dat vraagt een duidelijk en daadkrachtig antwoord van de nationale overheid.

  • Voelt de staatssecretaris deze verantwoordelijkheid?
  • Wat heeft hij in de achterliggende periode op dit punt ondernomen?
  • Kan hij een begin van een antwoord formuleren op deze vragen en tegemoet komen aan deze zorgen vanuit de samenleving?

Mijn fractie heeft weinig vertrouwen in de uitwerking van deze wet. Want stel dat de opvang op deze wijze geregeld wordt, dan is het toch de bedoeling om het soepeler, sneller en eenvoudiger te maken om asielzoekers te plaatsen.

  • Welke signaalwerking kan hiervan uitgaan? Bestaat de kans van aanzuigende werking, als asielzoekers ongeveer verzekerd zijn van opvang?

Draagvlak
Er is al heel wat gediscussieerd over de gemeenten die niet genoeg opvangplaatsen zouden willen bieden. Heel vaak wordt dat geschaard onder het kopje onwil. En zeker, er zijn gemeenten die hun snor drukken. Dat vindt de SGP onwenselijk: ieder moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Tegelijkertijd leven er ook bij veel gemeenten reële zorgen: naast statushouders, Oekraïners, arbeidsmigranten, de eigen inwoners, moeten zij ook nog eens asielzoekers onderdak bieden. Wat zegt de staatssecretaris tegen gemeenten die zeggen:

  • Waar haal ik de ruimte en de huizen vandaan?

Deze wet is behandeld in de TK, nog ruim voor de verkiezingen. In het verkiezingsreces, beter gezegd, in de verkiezingscampagne heeft ook deze wet een belangrijke rol gespeeld. De uitkomst van de verkiezingen laat zien hoe de bevolking aankijkt tegen het asielvraagstuk. Voor de SGP is dat een belangrijk ijkpunt, ook als het gaat om betrouwbaarheid richting de kiezers. Mijn fractie had het passend gevonden als dit wetsvoorstel controversieel verklaard zou zijn. Deze Kamer heeft daar niet voor gekozen.

Dit klemt temeer, door de ontwikkelingen die voor en na de verkiezingen zichtbaar waren binnen de partijen die het demissionaire kabinet steunen. Daardoor komt het niet over als een stabiele wetgeving.

En tenslotte, Vz, het oordeel van de RvS is stevig en valt onder de categorie ‘niet indienen, tenzij het is aangepast’. Het gros van de opmerkingen van de RvS, die tegemoet zouden komen aan het ‘tenzij’ is echter door de regering terzijde geschoven. Dat is niet helpend voor de fractie van de SGP.

Maar net als altijd luisteren we graag naar de beantwoording door de regering.


2024 01 15-16 SGP – Peter Schalk

36.333 Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen

Vz, de eerste voorbereidingen in dit debat zijn namens de SGP gedaan door mijn oud-collega Diederik van Dijk. Na zijn vertrek naar de TK heb ik dit dossier van hem overgenomen. En het moet me van het hart: het is een gevoelig onderwerp, omdat het natuurlijk altijd over mensen gaat. Wij worden in deze Kamer echter geroepen om de wet te beoordelen op de gebruikelijke aandachtspunten, rechtmatigheid, uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid. Daardoor wordt het wel overzichtelijker, maar niet gemakkelijker met de wet die voorligt, met name omdat deze nogal wat haken en ogen heeft.

Achtereenvolgens ga ik in op de volgende onderwerpen: structuurwijziging, de verschillende fasen, financiële prikkels, medebewindvoering, instroombeperking, draagvlak.

 

Structuurwijziging

Vz, in feite hebben we hier met een complexe structuurwijziging te doen: eenvoudig gezegd: het Rijk, oftewel het COA, lukt het niet om de hoge asielinstroom een plaats te geven. En nu hevelt het Rijk via deze wet de hele verantwoordelijkheid voor opvang van asielzoekers over naar de gemeenten, die daar geen ervaring mee hebben, en het COA wordt een soort uitvoerend orgaan. Voordat we dat doen zouden we ons eerst de vraag moeten stellen hoe het komt dat het COA het niet lukt om voldoende plaatsen te realiseren. En of het overhevelen van de taak hiervoor een duurzame oplossing is.

 

Met deze wet zouden we dus op weg moeten gaan naar een stelsel dat effectief is en dat uitvoerbaar is. Terwijl gemeenten geconfronteerd gaan worden met opvang waar beperkt middelen en ruimte voor is, waar geen kennis van zaken is, waar de vraagstukken rond veiligheid van asielzoekers en van burgers onvoldoende geadresseerd zijn, waar vraagstukken rond onderwijs, zorg, werkgelegenheid en integratie nog moeten worden uitgedacht en uitgewerkt. Het gaat nogal ergens over.

De RvS wijst hier nadrukkelijk op. Immers, en ik citeer: “De Afdeling onderstreept dat het wetsvoorstel een stelselwijziging is en geen tijdelijke noodwet. Het voorstel creëert een nieuwe bestuurlijke systematiek. Deze is permanent en structureel van karakter en beoogt een duurzaam toekomstperspectief voor asielopvang te bewerkstellingen. Een dergelijke stelselwijziging moet als zodanig behandeld worden. In het bijzonder met het oog op de uitvoerbaarheid moet het daarom ook met zorgvuldigheid worden voorbereid”. (einde citaat)

Daarbij zijn de nodige serieuze uitvoeringsvragen te stellen.

·        Zijn inmiddels afspraken gemaakt met VNG over hoeveel gemeenten nu krijgen als reguliere vergoeding van de kosten van een opvangplaats?

·        Hoe wordt kleinschalige opvang financieel gestimuleerd? Kleinschalige opvang komt daarnaast onder voorwaarden ook in aanmerking voor een uitkering, lees ik. Voorwaardelijk dus, welke voorwaarden?

·        Wat betekent de opmerking dat kleinschalige opvang uitvoerbaar moet zijn concreet voor de positie en eigen regie van gemeenten? Wat kan wel, wat niet?

·        Wat betekent de stelselwijziging voor gemeenten t.a.v. huisvesting, integratie, kinderopvang, onderwijs, jeugdzorg, zorg, werk, etc.?

De asielopvangopgave wordt op het bordje van gemeenten neergelegd zonder enige limiet aan instroom. Dat betekent dus dat ieder denkbaar aantal bij gemeenten terecht kan komen, jaar op jaar op jaar op jaar. Terwijl gemeenten nu al met enorme uitdagingen zitten t.a.v. onderwijs/zorg/sociale zekerheid/integratie/huisvesting. Omdat de exacte uitwerking van de wet nog niet helder is, waren de gevolgen van de wet voor gemeenten nog onduidelijk toen de VNG-uitvoeringstoets gedaan werd. Toch sprak de VNG wel de verwachting uit dat ‘de stapeling van opgaven naar verwachting zal leiden tot knelpunten bij verschillende aanpalende taken’.

·        Hebben we wel voldoende zicht op die knelpunten om een goed oordeel te kunnen vormen? Waar verwacht de staatssecretaris problemen?

·        En hoe beziet u de draagkracht van de samenleving in het licht van het beroep op voorzieningen als gevolg van de spreidingswet? Kortom, wat kan Nederland dragen en wat niet? En welke consequenties verbindt u daaraan?

De SGP vindt dat gemeenten ook meer eigen regie moeten krijgen op uitvoering van de asielopvangopgave als die bij gemeenten wordt belegd. In het wetsvoorstel houdt COA nog te veel de touwtjes in handen, terwijl veel gemeenten aanlopen tegen rigide kaders van COA. Als voorbeeld noem ik Duitsland waar deelstaten een zak met geld krijgen en zelf de opvang vorm mogen geven.

·        Waarom is gekozen voor een beperkte invulling van de gemeentelijke autonomie in dit wetsvoorstel?

·        Zou het niet beter zijn geweest gemeenten met meer verplichtingen ook meer vrijheid en ruimte voor invulling van die taak te geven en vertrouwen uit te stralen?

Fasen

De RvS geeft aan dat deze wet niet zal leiden tot een effectief bereiken van de doelstellingen. In eerste instantie bleek dat de besluitvorming in twee fasen en de daarmee gepaard gaande financiële prikkels al problematisch waren, en de bestuurlijke verhoudingen tussen het Rijk, gemeenten en wellicht ook provincies, komen onder druk te staan. Deze fasensystematiek is in de TK door het amendement-Van den Brink c.s. weliswaar vereenvoudigd, maar daarmee blijft de kritiek op de verregaande inbreuk op de gemeentelijke autonomie binnen het Huis van Thorbecke recht overeind.

Het is frappant dat de regering daar eigenlijk niet op ingaat, maar in feite zegt dat dit de uitkomst is van politieke besprekingen. Lees: een deal in de voormalige coalitie, nu dus het demissionaire kabinet.

In het voorliggende wetsvoorstel is sprake van een fase waarbij gemeenten aan de PRT (Provinciale Regie Tafel) komen tot een al dan niet sluitende verdeling van de provinciale asielopvangopgave en een fase vanaf het moment dat de Minister het verdeelbesluit neemt. Indien het verslag van de Commissaris van de Koning leidt tot een sluitende en uitvoerbare verdeling neemt de Minister deze in beginsel over in het verdeelbesluit. Indien dit niet het geval is komt de Minister voor zover nodig zelf tot een goede invulling.

·        Is de regering zich bewust van de onzekerheid die dit met zich meebrengt, van de kwetsbaarheid voor de Commissaris van de koning, en voor de onrust die een ander besluit met zich meebrengt in de onderlinge verhoudingen?

Zowel de complexiteit van de wet als zodanig, de veelheid aan nadere uitwerking in lagere regelgeving, de onzekerheid over de financiële voorwaarden en complicerende factoren zoals de ruimtelijke inpassing en de mede daaruit voortvloeiende juridische procedures roepen ten slotte indringende vragen op over de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel.

Vz, nog even terug naar de RvS: ik las dat ‘Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling het wetsvoorstel te heroverwegen en daarbij te kiezen voor een eenvoudiger stelsel met meer duidelijkheid voor gemeenten. Zij adviseert in het bijzonder de fasering en de zogenoemde financiële prikkel opnieuw te bezien.’

We kunnen constateren dat de fasering herzien is, niet omdat de regering dat wilde, maar omdat de TK dat afdwong met een amendement. Maar de RvS wees ook op de financiële prikkel.

Financiële prikkel

De wet gebruikt een financiële prikkel om alle gemeenten te verleiden tot aanbieden van duurzame opvanglocaties. Dat zegt iets over het morele vraagstuk rond asiel. De regering gaat er blijkbaar vanuit dat dit met geld is in te kopen. Als dit uiteindelijk leidt tot onvoldoende plekken, kan de Minister de resterende plekken toewijzen.

Ten aanzien van de financiële prikkels zijn er ook nogal wat vragen te stellen, van praktische tot principiële of morele vragen. Praktisch gezien is het maar de vraag of gemeenten de financiële prikkels interessant genoeg vinden.

Ook is het een belangwekkende vraag of het moreel verantwoord is om met financiële prikkels te werken. Er is toch geen burgemeester of wethouder die kan uitleggen aan de inwoners van zijn of haar gemeente dat de gemeente heeft gekozen voor een extra portie, omdat er dan een bedrag van bijvoorbeeld €2.500 wordt uitgekeerd. Oftewel, het wordt nog ingewikkelder gemaakt om gewoon te doen wat een gemeente kan doen, namelijk zelfstandig draagvlak zoeken en verantwoordelijkheid nemen, passend bij de situatie in de betreffende gemeente. De regering ziet deze problemen ook, maar houdt blijkbaar vast aan de gekozen systematiek. Bij de evaluatie over 4 jaar zal er naar gekeken worden. Dat is toch op zijn minst merkwaardig.

De systematiek van de wet zorgt er ook nog eens voor dat vrijwillig en duurzaam aangeboden opvangplaatsen voor 5 jaar vast staan, en door het COA standaard worden meegerekend.

·        Klopt het dat dit betekent dat een gemeente maar 1x haar vrijwilligheid kan tonen? In de volgende cyclus of verdeelronde is de eerdere vrijwilligheid een verplichting geworden, met alle gevolgen van dien voor de betreffende gemeente.

Vz, naar de mening van de SGP kan dit, ook ondanks de nieuwe systematiek volgens het amendement Van den Brink c.s., nog steeds leiden tot strategisch gedrag. Veel meer dan eerst zal aan de voorkant meteen duidelijk zijn hoeveel plekken iedere gemeente moet leveren. Om daar dan nog vrijwilligheid in te bieden, dat is toch niet te verwachten. Veel eerder zullen gemeenten zich afwachtend gaan opstellen, of gemeenten zullen een vrijwillige keuze maken voor de relatief makkelijke opvang.

·        Hoe denkt de staatssecretaris strategisch acteren van gemeenten te voorkomen?

 

Medebewindvoering

Het blijft vervolgens heel vreemd dat de Commissaris van de koning een rol heeft, terwijl de gemeenten medebewindvoerder worden. De bestuurslaag van de provincie wordt in feite alleen maar gebruikt om de CdK een soort regierol toe te delen.

Dit alles klemt te meer nu het in dit wetsvoorstel gaat over samenwerking tussen rijk, provincies en gemeenten. Dat betekent toch dat het gaat om medebewindswetgeving. De RvS wijst erop dat medeondertekening door de Minister van BZK voor de hand ligt. Echter, de regering geeft aan dat gelet op het bijzondere en urgente karakter van dit wetsvoorstel er na afweging voor is gekozen om bij dit wetsvoorstel niet in medeondertekening te voorzien, en evenmin in medeondertekening van lagere regelgeving die op dit wetsvoorstel is gebaseerd. Een nadere toelichting op dit besluit lees ik echter niet.

·        Kan de staatssecretaris toelichten wat er bedoeld wordt met deze toelichting? Wat is er nu zo bijzonder en urgent, waardoor het gerechtvaardigd is om niet voor medeondertekening te kiezen?

·        Kan hij ingaan op de meer fundamentele vraag hoe hij dit voorstel ziet in het licht van het Huis van Thorbecke, de bestuurlijke indeling zoals we die in Nederland kennen?

·        Is hij het met mij eens dat een hoge mate van wettelijk verplichting ook gepaard moet gaan met een hoge autonomie van gemeenten?

·        Is ook overwogen gemeenten meer aan het roer te zetten en het COA een ondersteunende functie richting gemeenten te laten vervullen? Zou dat niet logischer zijn geweest, zie ook het stelsel in Duitsland? Waarom is hiervoor niet gekozen?

 

Instroombeperking

Wat we natuurlijk vooral missen bij deze wet is een instroombeperking. Afgelopen jaar was het drukste asieljaar sinds 2015: bijna 50.000 mensen vroegen hier asiel aan. Het jaar daarvoor ging het ook om meer dan 46.000 mensen. Het asielsysteem zit inmiddels muur- en muurvast. Ook voor het komende jaar worden weer hoge instroomcijfers voorzien. Dat alles moet te denken geven:

·        wat kan onze samenleving dragen?

·        Waar gaan we deze mensen allemaal huisvesten?

·        Hoe kunnen we hen allemaal de voorzieningen bieden waar zij aanspraak op maken?

·        En vooral: hoe houden we dit op de lange termijn vol?

Als er jaar op jaar dergelijke aantallen ons land binnenkomen zijn deze vragen niet opgelost door het probleem geheel over te hevelen richting gemeenten. Dat vraagt een duidelijk en daadkrachtig antwoord van de nationale overheid.

·        Voelt de staatssecretaris deze verantwoordelijkheid?

·        Wat heeft hij in de achterliggende periode op dit punt ondernomen?

·        Kan hij een begin van een antwoord formuleren op deze vragen en tegemoet komen aan deze zorgen vanuit de samenleving?

Mijn fractie heeft weinig vertrouwen in de uitwerking van deze wet. Want stel dat de opvang op deze wijze geregeld wordt, dan is het toch de bedoeling om het soepeler, sneller en eenvoudiger te maken om asielzoekers te plaatsen.

·        Welke signaalwerking kan hiervan uitgaan? Bestaat de kans van aanzuigende werking, als asielzoekers ongeveer verzekerd zijn van opvang?

 

Draagvlak

Er is al heel wat gediscussieerd over de gemeenten die niet genoeg opvangplaatsen zouden willen bieden. Heel vaak wordt dat geschaard onder het kopje onwil. En zeker, er zijn gemeenten die hun snor drukken. Dat vindt de SGP onwenselijk: ieder moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Tegelijkertijd leven er ook bij veel gemeenten reële zorgen: naast statushouders, Oekraïners, arbeidsmigranten, de eigen inwoners, moeten zij ook nog eens asielzoekers onderdak bieden. Wat zegt de staatssecretaris tegen gemeenten die zeggen:

·        Waar haal ik de ruimte en de huizen vandaan?

Vz, deze wet is behandeld in de TK, nog ruim voor de verkiezingen. In het verkiezingsreces, beter gezegd, in de verkiezingscampagne heeft ook deze wet een belangrijke rol gespeeld. De uitkomst van de verkiezingen laat zien hoe de bevolking aankijkt tegen het asielvraagstuk. Voor de SGP is dat een belangrijk ijkpunt, ook als het gaat om betrouwbaarheid richting de kiezers. Mijn fractie had het passend gevonden als dit wetsvoorstel controversieel verklaard zou zijn. Deze Kamer heeft daar niet voor gekozen.

Dit klemt temeer, door de ontwikkelingen die voor en na de verkiezingen zichtbaar waren binnen de partijen die het demissionaire kabinet steunen. Daardoor komt het niet over als een stabiele wetgeving.

En tenslotte, Vz, het oordeel van de RvS is stevig en valt onder de categorie ‘niet indienen, tenzij het is aangepast’. Het gros van de opmerkingen van de RvS, die tegemoet zouden komen aan het ‘tenzij’ is echter door de regering terzijde geschoven. Dat is niet helpend voor de fractie van de SGP.

 

Maar net als altijd luisteren we graag naar de beantwoording door de regering.