4 april 2023
Van Dijk over Wet verplaatsing bevolking
Op dinsdag 28 maart debatteerde de Eerste Kamer met minister Yeşilgöz-Zegerius over de Wet verplaatsing bevolking. Namens de SGP sprak Senator Diederik van Dijk. Zijn bijdrage aan het debat is hieronder te lezen.
Het is ruim een jaar geleden dat Poetin Oekraïne binnenviel. De gevolgen zijn dagelijks zichtbaar. Niet alleen in beelden van dood en verwoesting, maar ook in de vele Oekraïners die in Nederland hun toevlucht hebben gezocht. Het is onze humanitaire plicht om deze mensen hulp te bieden. De SGP heeft echter vragen bij de wijze waarop de regering aan deze plicht voldoet.
Het staatsnoodrecht is een ingrijpend instrument. Het heeft de SGP verbaasd dat dit middel werd ingezet om via de Wvb de opvang van Oekraïense vluchtelingen in goede banen te leiden. Om meerdere redenen. De maatschappelijke bereidheid om deze mensen verblijf te bieden was groot. Waarom meende de regering dat een “top-down” benadering noodzakelijk was en ze naar het staatsnoodrecht moest grijpen?
Uit de memorie van antwoord blijkt dat het gebrek aan capaciteit bij het COA voor de regering het meest zwaarwegende argument was om de gekozen route in te zetten. Niet alleen voorzag de regering obstakels door de langdurige problemen in de reguliere asielopvang, zij geeft zelfs aan dat in een ideaal scenario van ruime capaciteit, het COA sowieso niet genoeg ruimte zou hebben om deze stroom ontheemden te herbergen.
Voor de SGP laat dit allereerst zien dat het hard nodig is dat er een wissel omgaat in het asielbeleid. Daarnaast onderstreept dit het belang van een fatsoenlijk en structureel beleid ten aanzien van de opvang van asielzoekers. Want dit is niet de eerste keer dat er een buitengewoon hoge toestroom van ontheemden aan onze grenzen staat en het zal ook niet de laatste keer zijn.
Maar het grootste bezwaar tegen de gekozen route is voor de SGP een andere. Het past in de tendens van de regering om decentrale overheden te zien als een soort verlengde arm van het Rijk. De SGP ziet een kabinet dat sinds de coronacrisis té snel en té gemakkelijk grijpt naar juridische middelen om haar zin door te drukken en decentrale overheden te behandelen als een uitvoerder van landelijk beleid.
Maar zo is Nederland niet opgebouwd. Het ondergraaft de provinciale en lokale democratie omdat het elke kwestie naar nationaal niveau tilt, het beperkt decentrale overheden in hun bewegingsvrijheid en slaat uiteindelijk het initiatief vanuit het grondvlak dood.
Het feit dat de regering meent dat het niet alleen haar humanitaire plicht is om Oekraïners op te vangen, maar ook een verplichting is op grond van het Unierecht, zegt nog niet dat ze dan haar verantwoordelijkheid kan afschuiven op burgemeesters om die verplichtingen vorm te geven. Daar komt bij dat dit bij Oekraïners juist voor weinigen een punt van discussie was. Zeker in het begin deed iedere gemeente wat zij kon. Kan de minister uitleggen waarom zij het toen nodig vond om deze wet uit de kast te trekken?
Naast het argument van capaciteitsproblemen bij het COA, legitimeert de minister het beroep op de Wvb op basis van artikel 2c: ‘Deze wet is tevens van toepassing op volksverplaatsingen op grote schaal, welke niet het gevolg zijn van een last tot verplaatsing.’
Voor de SGP blijft de vraag: wat verstaan we onder volksverplaatsingen op grote schaal en is hier sprake van volksverplaatsingen op grote schaal, zoals bedoeld in de wet? Is die niet bedoeld om de eigen bevolking te evacueren in geval van “oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmede verband houdende buitengewone omstandigheden”? Van dergelijke omstandigheden was vorig jaar maart geen sprake. Kan de minister toelichten wat zij verstaat onder “volksverplaatsingen op grote schaal”?
Daarnaast staat het langdurige karakter van het conflict in Oekraïne niet in verhouding tot de inzet van het staatsnoodrecht. De Wet verplaatsing bevolking zegt immers zelf in artikel 2 dat er, nadat het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, er onverwijld een voorstel van wet aan de TK wordt gezonden.
De minister van J&V heeft op 6 juli vorig jaar in een TK-debat toegezegd dat ze zo snel mogelijk na het zomerreces een wetsvoorstel bij de TK zou indienen. Intussen zijn we dichter bij het volgende zomerreces dan bij het laatste en komt het wetsvoorstel, naar ik begrijp, binnenkort in consultatie.
Ik weet niet precies wat de minister verstaat onder “zo snel mogelijk” maar ik heb de indruk dat dit iets anders is dan dat de meesten van ons daaronder verstaan. Onverwijld is niet na een jaar. Inzet van het staatsnoodrecht kan én mag niet langer dan strikt noodzakelijk. Kan de minister hierop reflecteren?
Tot slot, wat zou er gebeuren als de inzet van de Wvb nu wordt beëindigd? In de TK zei de minister daarover dat dan elke gemeente zelf beslist of en in welke vorm er voorzien wordt in de opvang van Oekraïners en is het COA juridisch verantwoordelijk. Waarom zou die constructie niet afdoende zijn? Voorziet de minister daar zulke omvangrijke problemen dat een beroep op de Wvb nodig is? Kan dat niet met bestuurlijke afspraken worden ondervangen?
Vooralsnog is de SGP kritisch op voorliggend wetsvoorstel. We hopen dat de minister onze zorgen kan wegnemen.