23 april 2024
'Bouwen en bewaren' - Maidenspeech Marc de Vries
Op dinsdag 23 april 2024 sprak SGP-Senator Marc de Vries voor het eerst tijdens het debat over 'wonen en bouwen in Nederland'. Zijn bijdrage aan het debat is hieronder te lezen.
Voorzitter, het is mij een eer om vandaag in deze Kamer als recent aangetreden lid mijn eerste bijdrage aan een debat te mogen houden. Ik ben dankbaar dat ik bij mijn aantreden hier een opbouwende sfeer met onderling respect aantrof, en ik hoop in mijn deelname aan het werk van deze Kamer aan die sfeer bij te dragen.
Wij spreken vandaag over het thema ‘Bouwen en wonen’. Omdat ik buiten mijn werk voor de Kamer ook werkzaam ben in de filosofie van de techniek, moest ik meteen denken aan een redevoering die de bekende Duitse filosoof Martin Heidegger in 1951 tijdens een conferentie in Darmstadt hield met als titel: Bauen Wohnen Denken. Hoewel de filosofie van Heidegger bepaald niet bekend staat om haar toegankelijkheid, meen ik dat de relevantie van het onderwerp van ons debat vandaag zich mooi laat illustreren vanuit deze redevoering. Heidegger betoogt namelijk dat het woord Bauen afkomstig is van het oud-Duitse woord buan dat eigenlijk ‘zijn’ betekent. Het Engelse woord ‘being’ komt er ook vandaan. Bouwen behoort dus volgens Heidegger tot mens-ons zijn. Met een knipoog naar Descartes zou je kunnen zeggen: “Ik bouw, dus ik ben”. De mens heeft het in zich om de werkelijkheid om zich heen aan te passen aan zijn behoeften, en dat is de kern van alle technologie. Wij zijn niet alleen homo ludens, spelende mens, maar ook homo aedificans, bouwende mens.
Vervolgens verbindt Heidegger het woord Wohnen aan het oud-Duitse woord wunian, dat de betekenis heeft van tevreden zijn, tot vrede gebracht zijn. Dat gaat wel even verder dan alleen ergens verblijven. Het behoort dus tot de kern van ons mens-zijn dat we bouwen, en wel met als doel dat we plaatsen creëren waar mensen te-vrede-n zijn, waar ze vrede kunnen vinden.
Kortom: we hebben het vandaag wel ergens over, als we Heidegger mogen geloven. Alle reden om dit debat te voeren. En als we Heidegger niet willen geloven, dan kunnen we het vragen aan al die jonge stellen die geen betaalbare woonruimte kunnen vinden, of aan stellen die noodgedwongen ergens inwonen en daardoor geen ruimte hebben voor kinderen. Ze kennen wel een ouder echtpaar dat kleiner zou willen gaan wonen en wiens woonruimte ze zouden kunnen overnemen, maar die ouderen kunnen evenmin een betaalbare kleinere woning vinden. En dan hebben we het nog niet eens over al die statushouders die al geruime tijd in veel te kleine ruimten in asielzoekerscentra zitten. Alle reden om vandaag dit debat te voeren, want bouwen en wonen is belangrijk voor ons welzijn en de nood is groot. Het is een complexe materie en daarom zal ik in deze bijdrage aan het debat slechts enkele van de vele aandachtspunten aanroeren.
We hebben het over iets heel lastigs als we spreken over bouwen en wonen. Laat ik dat mogen illustreren aan de hand van een bron die u waarschijnlijk eerder dan Heidegger van een lid van de SGP-fractie verwachtte. In het begin van de Bijbel, in het boek Genesis, krijgt de mens in het paradijs van God de opdracht tot ‘bouwen en bewaren’. Het woord ‘bouwen’ wijst op het tot verdere ontplooiing brengen van de schepping en het woord ‘bewaren’ wijst op de verantwoorde manier waarop dat moet gebeuren. Wij zeggen nu: op duurzame wijze. In het paradijs waren bouwen en bewaren nog goed verenigbaar, maar in onze tijd staan ze vaak met elkaar op gespannen voet. In het debat van vandaag bediscussiëren we het bouwen in het licht van de woningnood waar we met technologie een antwoord op willen geven. Maar dat bouwen laat zich niet zo maar verenigen met het bewaren vanwege, onder meer, de stikstofproblematiek. Ons debat staat voor een belangrijk deel in die spanning. Hoe ziet beleid er uit dat enerzijds bouwen bevordert maar dan wel zo dat er tegelijk van bewaren, van duurzaamheid, sprake is?
Hoewel een belangrijk deel van dat beleid moet liggen in de stimulering van het bouwen van nieuwe woningen, zou ik hier allereerst willen wijzen op de mogelijkheid van het herinrichten en hergebruiken van bestaande gebouwen. Hierin volg ik de in 2022 gepubliceerde Woonagenda van de SGP. Daarin wordt geschreven over de mogelijkheid van transformatie van leegstaande kantoren en winkels tot woningen. Dit is ook onderdeel van de Nationale Bouw- en Woonagenda. Door herinrichting van gebouwen kan de levensduur van het gebouw substantieel worden verlengd. Uit het Voortgangsbericht Circulaire Economie 2022 van het Centraal Planbureau blijkt dat er nog veel te verbeteren is op het gebied van circulariteit. Regelmatig worden goede gebouwen gesloopt omdat ze in de weg staan, bijvoorbeeld omdat een gebied wordt her-ontwikkeld of omdat er de wens is voor meer woningen, andersoortige woningen of andere bestemmingen van de grond. Bij die herontwikkeling wordt, in een gunstig geval, ook rekening gehouden met demografische en gebiedsontwikkelingen op de middellange termijn, zo’n tien jaar of soms dertig jaar. Dit betekent wel dat de kans groot is dat een gebouw na twintig jaar in de weg begint te staan en na vijftig jaar zeker weer wordt gesloopt. Dat is vanuit duurzaamheidsperspectief niet wenselijk. De bouw van gebouwen zorgt voor vervuiling, verbruik van grondstoffen, het kost geld en zorgt voor overlast.
In de Staat van de Volkshuisvesting 2023 wordt wel kort naar verwezen naar de mogelijkheid van herinrichting van gebouwen, maar er wordt eigenlijk vrijwel uitsluitend gerefereerd aan de hospitaregeling die studenten mogelijkheden tot wonen kan bieden. Nu zijn de mogelijkheden voor herinrichting van bestaande gebouwen tot woonruimten dikwijls beperkt. Twee oorzaken daarvoor zijn het gebouw zelf, dat vaak zo specifiek voor zijn oorspronkelijke functie ontworpen is, dat omvormen veel moeite kost, en de regelgeving die voor allerlei beperkingen zorgt. Aan beide is echter iets te doen.
Met wat wel genoemd wordt ‘levenscyclus-bewust ontwerpen’ van gebouwen wordt er in het ontwerp van het gebouw al rekening mee gehouden dat het na een aantal jaren makkelijker kan worden omgebouwd voor een andere bestemming. Dat kan bijvoorbeeld door gemakkelijk verplaatsbare wanden in het ontwerp op te nemen. Met name kan dit toegepast worden om nog te bouwen seniorenwoningen zo te ontwerpen dat ze gemakkelijk omgevormd kunnen worden tot gezinswoningen als over een aantal jaren mogelijk de nu nog toenemende vergrijzing weer een keer stopt en er minder behoefte is aan seniorenwoningen en meer aan gezinswoningen. Onze fractie heeft daarom de volgende vragen aan de minister:
- In hoeverre wordt levenscyclusbewust ontwerpen in Nederland al toegepast in het bouwen van woningen en welke mogelijkheden zijn er voor de overheid om het meer systematisch toepassen van levenscyclusbewust ontwerpen in de bouw te bevorderen?
- Hoe kan de overheid bevorderen dat bij het bouwen rekening gehouden wordt met de demografische ontwikkelingen op langere termijn, laten we zeggen 50 tot 70 jaar?
In de bouwkunde kent men ook het principe van ‘circulair bouwen’. Dat omvat onder meer het gebruik van duurzame materialen. Een voorbeeld is het aanbrengen van groenvoorziening op de daken van huizen. Dat kan bij schuine daken, en horizontale daken lenen zich in principe ook voor daktuinen. Het Rijksvastgoedbedrijf stelt vanaf dit jaar al strengere circulariteitseisen bij aanbestedingen. Uit een in 2021 door dit bedrijf gepubliceerde impactanalyse blijkt dat dit werkelijk zoden aan de dijk van duurzaamheid kan zetten. Volgens de informatie hierover op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland is bestaande regelgeving echter vaak een belemmerende factor bij circulair bouwen. Onze fractie heeft in verband hiermee de volgende vraag aan de minister:
- In hoeverre wordt circulair bouwen in Nederland al toegepast en welke mogelijkheden zijn er voor de overheid om die regelgeving, die voor circulair bouwen belemmerend werkt, aan te passen of te beëindigen?
Het is een goede zaak dat het probleem van langdurige procedures, hetgeen woningcorporaties vertraagt in de realisering van bouwprojecten, in het Plan van Aanpak Versnellen Processen en Procedures van 2023 wordt aangepakt. Vertraging door regelgeving bij circulair bouwen is immers niet het enige geval waarin goed bedoelde maatregelen leiden tot ongewenste effecten. De vraag die onze fractie in verband hiermee heeft is:
- Hoe staat het inmiddels met de uitvoering van dit Plan van Aanpak? Leidt het al aantoonbaar tot verbeteringen?
Een andere manier om bouwen en bewaren bij elkaar te brengen is het gebruik van natuurcompensatie, waarbij voorziene schade aan natuur in een bouwgebied wordt ‘goed gemaakt’ door een nabijgelegen gebied als beschermd aan te wijzen in de betekenis van de Wet Natuurbescherming. Dit principe wordt in de Staat van de Volkshuisvesting 2023 niet als zodanig benoemd en het is ook zeker niet altijd goed toepasbaar. Op grond hiervan is de volgende vraag van onze fractie aan de minister de volgende:
- In welke mate wordt er al gebruik gemaakt van het principe van natuurcompensatie om bouwprojecten mogelijk te maken, en welke mogelijkheden zijn er toepassing hiervan te bevorderen?
Voorzitter, tot nu toe heb ik het gehad over het bouwen van individuele woningen. Terecht besteedt de Nationale Bouw- en Woonagenda van de overheid ook aandacht aan het niveau van wijken. Ook op dit niveau valt winst te behalen bij het adresseren van de problemen rond bouwen en wonen. Ik zou hier met name willen wijzen op de mogelijkheid van levensloop-bestendige woonwijken met een dusdanige diversiteit van woningen en voorzieningen dat er voor iedere levensfase een passende woning is. Op deze mogelijkheid wees onder meer wijlen Prof.dr. Iris Marion Young van de Universiteit van Chicago onder de term ‘The City Life’. Zo’n wijk kan fungeren als een soort dorp in de stad en bevordert sociale cohesie over de generaties heen. Daarom is de volgende vraag van onze fractie aan de minister:
- In hoeverre wordt al er gewenkt met het concept van ‘The City Life’, oftewel levensloop-bestendige wijken en hoe kan de toepassing hiervan door de overheid verder bevorderd worden?
Ik kom na de technische maatregelen nu op een andere categorie van maatregelen, namelijk de financiële. In de Woonagenda 2022 van de SGP wordt voorgesteld om in de berekening van de financieringsruimte voor hypotheken meer rekening te houden met een uitgavenpatroon dat recht doet aan de persoonlijke omstandigheden, zodat financiering voor bijvoorbeeld starters en eenverdieners niet onnodig wordt beperkt. Overigens, veel starters kunnen niet eens een hypotheek krijgen, waardoor ze gedwongen worden tot huren en daardoor nog duurder uitkomen. Een andere maatregel van de overheid zou kunnen zijn het invoeren van een plafond voor overbieden bij de aankoop van een huis. Veel starters worden bij het bieden op een woning geconfronteerd met overbieden door anderen waardoor zij met hun beperkte financiële armslag ingeperkt worden in hun koopmogelijkheden. Het nadeel van het door de overheid moeten ingrijpen in de vrije markt zou daarbij wel eens kunnen opwegen tegen het voordeel van het bereiken van de doelen onder het thema Betaalbaar wonen van de Nationale Bouw- en Woonagenda.
Eén van de problemen waar woningcorporaties tegenaan lopen zijn de enorme administratieve lasten, gekoppeld aan de belastingen die zij betalen. Hier is een mogelijkheid voor de overheid om deze te verlagen zodat meer geld overblijft voor het bouwen van financieel minder aantrekkelijke projecten zoals sociale huurwoningen. In het verkiezingsprogramma van de SGP wordt er voor gepleit om meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden naar gemeentelijk en provinciaal niveau te verschuiven. De bevoegdheid tot het heffen van bouw- en woongerelateerde belastingen behoort daar ook toe. Deze overheden weten immers het beste wat voor hun lokale situatie nodig is. Op dit gebied heeft mijn fractie de volgende vragen aan de minister:
- Hoe staat de minister tegenover de mogelijkheid van het verleggen van bepaalde woon- en bouwgerelateerde bevoegdheden naar gemeentelijk en provinciaal niveau? Voor welke bevoegdheden is dat het makkelijkst te realiseren?
Voorzitter, ik heb altijd begrepen dat er in een maiden speech ruimte mag zijn voor een persoonlijke noot. Ik wil in dat verband tot slot iets zeggen over een bijzondere ervaring die ik had toen ik tijdens één van mijn conferentiereizen een kerkdienst in Athene bijwoonde. In de week voorafgaand aan die zondag was de stad getroffen door een zware aardbeving. Veel woningen waren ingestort of onbewoonbaar verklaard. De voorganger begon zijn preek als volgt. Wij hebben in ons leven zekerheden waarvan we ons de betrekkelijkheid wel bewust zijn, maar waarvan we er toch vanuit gaan dat we ze niet zomaar kwijtraken: onze gezondheid, ons werk, ons huwelijk en vriendschappen. Maar er is één zekerheid waarvan we toch wel verwachten dat die er altijd zal zijn, namelijk dat de vier muren van ons huis wel overeind blijven staan. Deze week, sprak de predikant, hebben we ervaren dat zelfs die zekerheid betrekkelijk blijkt te zijn. De grote vraag is daarom: wat is de zekerheid die je nog overhoudt als zelfs de vier muren van je huis niet overeind blijven staan?
Uiteraard was zijn antwoord: Gods trouw en liefde. De Bijbel spreekt er in één van de Psalmen over dat het God is, Die ons doet ‘veilig wonen’, en de betekenis daarvan overstijgt ver het wonen waar het vandaag over gaat. In dat geloof en die verwachting wil ik in de komende jaren een bescheiden bijdrage leveren aan het werk van deze Kamer.