27 juni 2023
Bereken eerst de kosten voordat je een toren bouwt
Op dinsdag 20 juni debatteerde de Eerste Kamer over de implementatie van de Europese Klimaatwet. Namens de SGP sprak senator Peter Schalk. Zijn bijdrage aan het debat is hieronder te lezen.
Vandaag is het voor een aantal collega’s het eerste plenaire debat dat ze in deze Eerste Kamer voeren. Ik mag hen niet interrumperen, maar ik mag hen wel feliciteren. Ik zie uit naar mooie debatten, en naar een goede samenwerking. En laat ik eens beginnen met een retorische vraag aan u allen, en wel de volgende: "Wie van u die een toren wil bouwen, zit niet eerst neer en overrekent de kosten, of hij ook heeft hetgeen tot volmaking nodig is?"
Die vraag stel ik ook, maar dan niet retorisch, aan de minister die ons een wet voorlegt die wordt aangekondigd als een technische aanpassing. Maar evenals de RvS zeg ik: dit is niet louter en alleen een technische aanpassing, want de gevolgen van deze wet zijn niet te overzien. Daarom deze vraag:
- Waarom legt de regering deze wet voor, waarop hij doorbouwt aan een stelsel zonder dat we weten of het haalbaar en betaalbaar is?
Immers, we bouwen met deze wet met twee ijkpunten. Allereerst 2030, een periode van 7 jaren; dat is nog enigszins te overzien. En dan 2050, Nederland zou dan klimaatneutraal moeten zijn. Er worden standpunten ingenomen over reducties, emissies en verwijderingen van broeikasgassen tot op de laatste micro-maat die te bedenken is. U hoort aan mij, ik schat de kans gering dat dit een haalbare doelstelling is. Je zou zeggen, wie heeft dat bedacht? Het antwoord is eenvoudig: Europa. De Europese reductienorm van klimaatneutraliteit is onvoorwaardelijk geformuleerd en biedt geen ruimte het reductiedoel te wijzigen in netto-nulbijdrage aan de opwarming in 2050, aldus de reactie van de regering op de internetconsultatie.
- Wat wordt daar nu eigenlijk mee bedoeld?
En de regering wil de reductienorm van 49%, zoals helaas al vastgelegd in de Klimaatwet, ophogen naar 55%. Sterker nog, naar tenminste 55% ten opzichte van het niveau in 1990, want het streven is 60% om een beetje marge in te bouwen. Zo wordt beoogd de reductiedoelen voor emissies van broeikasgassen in de NL-se klimaatwet in overeenstemming te brengen met die in de Europese Klimaatwet. Even tussendoor:
- Op welk percentage staan we nu, na 33 jaar sinds 1990?
- En hoeveel procent moet er dus nog bereikt worden in de komende 7 jaren?
Mijn fractie maakt zich al grote zorgen over de formuleringen in de wet. Zo luidt het 1e lid uit artikel 2: Deze wet biedt een kader voor de ontwikkeling van beleid gericht op het onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de emissies van broeikasgassen in Nederland teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken, waarbij Nederland in 2050 de netto-uitstoot van broeikasgassen overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de Europese klimaatwet tot nul reduceert.
Waarom deze tekst in een wet: onomkeerbaar terugdringen? Dat komt voort uit een maakbaarheidsdenken dat ver afstaat van het gedachtegoed van de SGP, maar dat ook door de realiteit van elke dag gelogenstraft wordt.
Er zijn nu eenmaal situaties die van tevoren ondenkbaar waren? Denk aan de covid-pandemie, de Oekraïne oorlog, de enorme problemen met de gastoevoer. Ik herinner de minister aan het ondoordachte plan om onze moderne kolencentrales te gaan stilleggen. Door de problemen met de gastoevoer moesten ze weer voluit gaan draaien.
- Waar komt toch dat optimisme vandaan dat onze pogingen leiden tot een onomkeerbaar proces?
Zoals u weet is de SGP ook van de degelijkheid op financieel gebied. In de voorliggende wet is nog helemaal niet duidelijk of de doelen haalbaar zijn, maar zeker niet of ze betaalbaar zijn. Ik vroeg er net al naar, of de kosten berekend zijn. Immers , als deze Kamer met voorstellen komt, bijvoorbeeld via moties, dan klinkt het heel vaak: “Deze motie moet ik ontraden, want er is geen dekking.” In dat licht zou ik zeggen: deze wet moet ik ontraden, want er is geen dekking bij geleverd. Ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat deze Kamer akkoord gaat met een onmogelijke opgave, die gedekt wordt door een blanco cheque.
- Wat is de visie van de minister hierop?
- Kan hij inmiddels ook aangeven welke maatregelen hij in beeld heeft, en wat de kosten daarvan zijn?
- Is dat alles haalbaar qua capacitieti, qua menskracht en qua stroomnet?
- En is het betaalbaar voor huishoudens, en hoe ziet de minister de haalbaarheid voor het bedrijfsleven door de beprijzing die er aan zal komen?
Dat geldt te meer voor het tweede lid in artikel 2 van deze wet, waarin het doel van 49% wordt gewijzigd in 55%. Voordat we daar als Kamer mee instemmen is de volgende vraag relevatnt:
- Acht de minister de 49% die in de huidige wet staat wel haalbaar?
- Kan hij aangeven wat de huidige stand van zaken is, ten opzichte van het moment van 28 mei 2021 toen deze wet werd aanvaard?
- Wat was destijds het percentage, en waar staan we nu, ruim 2 jaar later?
In het betreffende artikel 2 staat ook nog dat er passende maatregelen worden getroffen “opdat Nederland voldoet aan de reductieverplichtingen op grond van artikel 4, eerste lid, van de Europese klimaatwet en de ter uitwerking daarvan vastgestelde bindende EU-rechtshandelingen”.
- Kan de minister heel precies aangeven wat de juridische positie is van de Europese klimaatwet en de EU-rechtshandelingen?
- Klopt het dat NL dit soort elementen gewoon klakkeloos overneemt via een rekenmodel, zonder dat daar grond voor is, en nog voordat we weten of het haalbaar en betaalbaar is?
Mijn fractie maakt zich ook zorgen over de staatsrechtelijke kant van deze wet. De regering zegt steeds dat het gaat om een technische wijziging, en niet meer dan dat. Het lijkt net of we even een percentage moeten veranderen in de wet, en dat daarmee de implementatie is gewaarborgd.
- Maar deze technische aanpassingen hebben toch een enorme inhoudelijke impact? Het gaat immers om een EU-verordening met rechtstreekse werking?
Bij een wet als deze moeten we toch ook even ingaan op de uitvoerbaarheid. Het is bekend dat er veel bedrijven zijn die heel graag willen verduurzamen, maar dat ze geen aansluiting op het net kunnen krijgen. We weten dat de elektrische auto’s niet meer aantrekkelijk gevonden worden: te duur, en uiteindelijk niet echt milieuvriendelijk, omdat we niet weten hoe we straks met de enorme berg aan accu’s moeten handelen. In de gebouwde omgeving lopen we aan tegen het feit dat het gewoon fysiek niet mogelijk is op korte termijn te gaan beschikken over een warmtenet. En zo kan ik nog wel even doorgaan.
- Waar haalt de minister het optimisme vandaan om deze verregaande stappen te zetten, om deze onhaalbare percentages in de wet te zetten?
- Is de minister niet ernstig bezorgd over een nieuw Urgenda?
Immers, elke willekeurige jurist kan straks heel NL stilleggen, als de percentagens die in de wet staan niet worden gehaald.
- Hoe zorgt de minister voor een juridische onderlegger om dit soort problemen te voorkomen?
In dit verband kom ik graag terug op de motie van mijn collega Stoffer in de Tweede Kamer, waarin de regering verzocht is te verkennen in hoeverre voor belangenorganisaties met een ideëel doel nadere vereisten met het oog op de representativiteit gesteld moeten worden.
- Wat is de stand van zaken van de verkenning op dit punt?
Tot slot, nogmaals de vraag: "Wie van u die een toren wil bouwen, zit niet eerst neer en overrekent de kosten, of hij ook heeft hetgeen tot volmaking nodig is?"
Ongetwijfeld had de minister al in de gaten dat dit een vraag is die in de Bijbel te vinden is, in Lukas 14. Die tekst loopt nog even door, met een waarschuwing: “Opdat niet misschien, als hij het fundament gelegd heeft, en niet kan voleindigen, allen, die het zien, hem beginnen te bespotten. Zeggende: Deze mens is begonnen te bouwen, en heeft niet kunnen voleindigen”.
Dat zou ik de minister willen besparen. Ik zie dan ook uit naar de beantwoording van de minister.