11 juli 2022

Senator Van Dijk over CETA

Lees hier de bijdrage van SGP-Senator Diederik van Dijk aan het Eerste Kamerdebat over CETA.

Verleden
Godfried Bomans zei het al: ‘Er wordt nooit iets nieuws gezegd. Er wordt altijd iets nieuw gezegd.’

Waar waren we ook alweer gebleven? Alweer 5 jaar geleden traden delen van het CETA-verdrag voorlopig in werking. De SGP kon dit destijds niet haar steun geven vanwege zorgen over de gevolgen voor de soevereiniteit en – ja, toen ook al! – over de toekomst van onze boeren. Ook 2½ jaar geleden zat de SGP, in de Tweede Kamer, om deze redenen kritisch in het CETA-dossier. Zoals we toen aangaven, zagen wij zeker argumenten vóór het CETA-verdrag. Canada is een belangrijke bondgenoot, die we moeten koesteren. En het verdrag biedt zekere handelsvoordelen.

Maar we stelden ook indringende vragen. Hoe beschermen we sectoren die bijzonder kwetsbaar zijn voor extra import? Blijft een gelijk speelveld bewaard, in het licht van ongelijke productnormen?

En was het geschillenbeslechtingsmechanisme eerlijk; dat wil zeggen: met gelijke toegang voor bedrijven en maatschappelijke organisaties, en zonder mogelijkheid om nationaal beleid zomaar te overtroeven en zo de democratie en nationale soevereiniteit aan te tasten? Het antwoord op deze vragen stelde ons destijds helaas onvoldoende gerust. Daarom stonden nut en de noodzaak van CETA voor de SGP niet buiten alle kijf, en bepleitten wij een nieuw en gebalanceerd model voor handelsverdragen. Tot zo ver de blik in de achteruitkijkspiegel.

Vooruitblik
Nu de vooruitblik, want vandaag mogen we opnieuw stelling innemen. Naar onze democratische plicht wil de SGP dat naar eer en geweten doen, en de relevante aspecten opnieuw eerlijk en met ernst in ogenschouw nemen.

Is Canada nog steeds die bondgenoot en handelspartner – Jawel! Biedt het verdrag aanzienlijke handelsvoordelen – jawel! Maar hoe zit het met de risico’s en potentiële nadelen? Welnu, wat dat betreft gloort er niet alleen maar licht aan de horizon.

Om bij het laatstgenoemde kritiekpunt, het geschillenbeslechtings-mechanisme, te beginnen, is het weliswaar goed dat zowel afspraken over markttoegang als over handel en duurzame ontwikkeling worden gehandhaafd en dat bedrijven, vakbonden én NGO’s hun zorgen onder de aandacht kunnen brengen. Toch is de opmerking dat de werking overeenkomt met algemene beginselen van behoorlijk bestuur die onder Nederlands recht gelden, voor ons te mager.

Mijn vragen:

  • Hoe is of wordt de Tweede Kamermotie over meer democratische controle en transparantie inzake de verdragscomités uitgevoerd?
  • Hoe staat het met de evaluatie van het functioneren van het ICS in het CETA-verdrag uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding, waar de Tweede Kamer eveneens om vroeg?
  • Erkent de minister dat sprake is en blijft van processen en beslissingen die zich aan het democratische proces en de nationale rechtsorde onttrekken?

Tot slot, op dit punt: hoe beoordeelt de minister de claim van diverse juristen en een groot aantal hoogleraren dat CETA in strijd is met de Grondwet en dat daarom op grond van diezelfde Grondwet een tweederdemeerderheid vereist is voor goedkeuring ervan?

Gevolgen handel en export
Dan de gevolgen voor de handel en export. Eén van de sectoren die potentieel erg kwetsbaar is voor extra concurrentie en import, waar wij in het verleden ook op gewezen hebben, is de landbouw. Zeker in het licht van de actuele stikstofcrisis weegt dit voor de SGP bijzonder zwaar. De timing voor goedkeuring voor dit Verdrag is gelet op alle onzekerheden hieromtrent knap ongelukkig, zacht gezegd. Enerzijds kunnen we constateren dat CETA bepaalde sectoren van de landbouw meer heeft opgeleverd dan gekost.

Mijn vragen aan de minister zijn echter:

  • Zal dit voor beschermingsmaatregelen aan Canadese zijde zorgen? 
  • Wat zijn de prognoses voor dit jaar en komende jaren? 
  • En welke sectoren hebben juist aanzienlijk te lijden gehad onder CETA?
  • Enkele landbouwsectoren, zoals de zuivelsector, hebben afgelopen jaren geprofiteerd van het verdrag. Gelet op het voorgenomen beleid van het kabinet, met name het stikstofbeleid, zal de komende tijd eerder sprake zijn van minder dan van meer export. Hoe ziet het kabinet in dit licht (namelijk een toenemend concurrentienadeel van Nederland) het toekomstige profijt van de landbouw bij CETA?

Gelijk speelveld
Dan ons laatste belangrijke zorgpunt, het gelijke speelveld. We zien dat Nederland hogere eisen stelt aan bijvoorbeeld dierenwelzijn. Beaamt de minister dat Canadese concurrenten daardoor goedkoper kunnen produceren? Het kabinet geeft aan dat de EU volledig bevoegd is om te beslissen over de eigen standaarden, maar dat geldt ook voor Canada. Is het tot op heden niet gelukt om onze hogere kwaliteitsnormen ook in Canada geaccepteerd te krijgen? Zal Canada in elk geval niet tóch standaarden verlagen, om investeringen in Canada of export naar de EU te vereenvoudigen?

Alles overziend blijven er voor de SGP veel vragen en onzekerheden over, en is onze aarzeling tot nu toe niet omgeslagen in ‘het voordeel van de twijfel’. Ik zie uit naar de reactie van de minister.