9 juli 2014

Studentenprotest

Het lijkt erop dat elke generatie studenten haar eigen protest wordt vergund. Weet u het nog? Dertig jaar terug protesteerden studenten tegen onderwijsminister drs. W. J. Deetman. Hij kreeg trappen in z’n maag en werd bekogeld met eieren. De CDA’er was het mikpunt van kritiek vanwege de invoering van de basisbeurs. Die was te karig. Nu protesteren de studenten tegen de afschaffing ervan. Studentenprotesten krijgen zo wel veel trekken van een maatschappelijk ritueel.

Dat de invoering van een sociaal leenstelsel omstreden is, hoeft geen verbazing te wekken. Want het akkoord rondom het ‘studievoorschot’ is vooral op de financieel-economische leest van VVD en D66 geschoeid. Hun hoofdargument? Het studierendement moet omhoog! Ofwel: we willen meer afgestudeerden voor minder geld.

Nu valt er veel voor te zeggen om een luierende corpsbal niet in de watten te leggen op kosten van de belastingbetaler. Maar daar is sinds de invoering van de prestatiebeurs in de jaren ’90 geen sprake meer van. Ook is het redelijk om de kosten als gevolg van een verkeerde studiekeuze of een langere studieduur niet volledig af te wentelen op de samenleving. Maar daarvoor biedt het sociale leenstelsel geen goede oplossing.

Sommige studentenorganisaties bepleiten zelfs de afschaffing van het collegegeld. Daaraan kun je goed merken dat ze te veel oog hebben voor studentenbelangen en te weinig in contact staan met de maatschappij. De overheid betaalt momenteel gemiddeld 88 procent van een universitaire studie. Bovendien: een heel laag collegegeld stimuleert het grondig nadenken over je studiekeuze niet.

Als VVD en D66 zich echt bekommeren om het studierendement, dan is er een effectievere maatregel te bedenken. Jaarlijks gooien we namelijk 700 miljoen euro over de balk aan de uitval van studenten die aan een studie beginnen zonder van tevoren goed te bedenken of die echt bij hun interesse en mogelijkheden past. Waarom laten we universiteiten en hogescholen niet selecteren aan de poort? Dat kan aan de hand van de cijferlijst van het eindexamen, een motivatiebrief of een ‘matching’-gesprek met de aanstaande student. Onderwijsinstellingen halen zo de beter gemotiveerde studenten binnen en docenten krijgen meer plezier in lesgeven.

Het allergrootste bezwaar tegen het leenstelsel is wel dat het tekort doet aan de intrinsieke motivatie voor een studiekeuze en geen recht doet aan het belang van academische vorming. Wanneer je veel geld moet lenen voor een studie, dan ben je geneigd om een studie te volgen die je in relatief korte tijd kunt afronden met een veelbelovend perspectief op een goedbetaalde baan. Zware studies, zoals geneeskunde en techniek, kun je dan beter vermijden, want die vormen een zwaardere aanslag op tijd voor nevenactiviteiten en vormende activiteiten op een studentenvereniging. En welke student durft nog te kiezen voor een boeiende studie, waarmee door de bank genomen geen dikbelegde boterham valt te verdienen? Dan heb ik het niet over pretstudies, maar over filosofie, theologie, taal en letterkunde, geschiedenis en kunst. Deze studies zitten nu al vaak in de knel als het gaat om financiële middelen voor onderwijzend personeel en onderzoek. Een leenstelsel gaat de toestroom van studenten voor deze richtingen nog verder afknijpen, waardoor hun voortbestaan aan een zijden draadje komt te hangen.

Een serieuze academische vorming vergt tijd voor reflectie en bezinning. Die tijd wordt wetenschappers in opleiding niet vergund, want, o wee, het studierendement daalt. Een kapitale denkfout! Als wetenschappers niet meer gestimuleerd worden om na te denken over wezenlijke aspecten van wetenschapsbeoefening, over mens, cultuur, godsdienst en samenleving – dan blijkt dat het plan voor een studievoorschot naadloos past bij onze tijdgeest die alles stelt in het teken van de economie. Waar blijft het studentenprotest tegen deze rituele dans rond het gouden kalf?

Drs. Jan. A. Schippers, directeur van de Guido de Brès-Stichting, het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP.

Bron: Reformatorisch Dagblad, 4 juni 2014