15 november 2012
Marx of Mozes
Koopkracht. Deze term beheerste de afgelopen dagen de politieke debatten, de krantenkoppen en waarschijnlijk ook vele gesprekken bij de koffieautomaat. Gemiddeld genomen gaan de meeste Nederlanders de komende jaren erop achteruit. Brandpunt van discussie is dat de een er meer op achteruit zal gaan dan de ander. Maar wie precies wat voor de kiezen krijgt, blijft in de mist hangen.
Het feit dat de toekomstige koopkracht ons zo mateloos kan boeien, laat zien dat Nederlanders aardig materialistisch denken. Ondanks de paars-liberale wind die in het Haagse waait, zet Marx momenteel meer de toon dan ooit: der Mensch ist was er isst (de mens is, wat hij eet). De Partij van de Arbeid en de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie mogen zich dan verschillend profileren, ze zijn beiden gericht op materie, geld en goed. Het is alles werk, economie en inkomen wat de klok slaat.
Ook al spiegelde Marx ons een heilsstaat voor, sinds 1989 kan iedereen weten dat je met Marx’ manifest niet uitkomt waar je als maatschappij wezen wil. Waarom mislukte het communistische experiment? Omdat de materiële vragen niet beslissend zijn, maar de geestelijke. Waarom brengt ook de vrije markt ons geen ultiem geluk? Omdat indrukwekkende arbeidsprestaties niet ons welzijn vergroten. Het gaat om de vraag of wij werkelijk vrucht dragen. Niet Marx, maar Mozes bracht het volk van Israël in het beloofde land. Bij de vraag ‘hoe overleven we de crisis?’ geeft de ethiek van Mozes ons de meest betrouwbare, duurzame richtlijnen. Want de mens zal bij brood alleen niet leven, maar van alles, wat uit de mond van de Heere uitgaat (Deuteronomium 8:3).
Waarom is het risico groot dat we als christenen in de maalstroom van het debat over de koopkracht meegezogen worden? Omdat we ons onvoldoende realiseren dat we geroepen worden om aan alle geboden van Gods wet gehoor te geven. We zijn slechte luisteraars en horen te vaak alleen dat wat in ons denkraam past. Daardoor horen we niet ‘heel het Woord’ maar een ons welgevallig deel ervan. Wat erbuiten valt, laten we links of rechts liggen. Zo laten we de Bijbel buikspreken. Van tijd tot tijd is correctie broodnodig.
Dan nu de proef op de som. Wat betekent de ethiek van Mozes voor het koopkrachtdebat? Welke normen moet de overheid bij het heffen van belastingen en premies in acht nemen? Uiteraard de basisnorm van Bijbelse gerechtigheid. Maar hoe vertaal je die concreet naar onze tijd? Al lezend door de vijf boeken van Mozes (vooral Leviticus 19, 25, 27 en Deuteronomium 24) ben ik drie uitgangspunten op het spoor gekomen: algemeenheid, draagkracht en herverdeling. Het beginsel van algemeenheid betekent dat de overheid niet willekeurig belastingen heft en int. Het draagkrachtbeginsel kennen we in de spreuk: de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. Een overheid mag lasten niet grotendeels op het armere deel van de bevolking laten drukken, maar houdt bij de heffing rekening met de bestedingsmogelijkheden. Ook na belastingheffing moet iemand nog in eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Het beginsel van herverdeling is gericht op een correctie van onbillijke welvaartsverhoudingen in de samenleving. Het gaat hierbij niet om nivellering, wel om kwetsbare personen te ontzien en uitbuiting tegen te gaan.
Qua koopkracht zijn veel Nederlanders de laatste vijftien jaar tegen de twee procent per jaar erop vooruit gegaan. Wie relatief meer is gestegen, mag niet mopperen als hij of zij nu iets meer dan anderen moet inleveren. Maar de billijkheid is zoek als rijke tweeverdieners nog steeds twee procent opplussen, terwijl een bijstandsmoeder en een eenverdienergezin ruim zes procent in de min gaan. Maar het belangrijkste van alles is dat de koopkrachtdiscussie ons leven niet beheerst. Want dan laten we ons meer door Marx leiden dan door Mozes.
Onlangs noemde dagblad De Telegraaf onze minister-president Marx Rutte. Wat mij betreft, wordt het Moshe Rutte.
Drs. Jan A. Schippers,
directeur van de Guido de Brès-Stichting, het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP
Bron: Reformatorisch Dagblad, 14 november 2012