23 oktober 2013
Israel wil niet heersen over de Palestijnen
Dinsdag 22 oktober 2013
Vanuit Jeruzalem vertrekken we via de nieuwe zesbaans autosnelweg nr 6 naar Alfei Menashe. Daar ontmoeten we generaal Uzi Dayan. Vanaf het uitzichtpunt op de heuvels van Samaria hebben we een overzicht over de smalle kuststrook van Asdod in het zuiden tot Cesarea in het noorden. “In dit gebied woont 70 procent van de Israelische bevolking en wordt 80 procent van de industriële productie gerealiseerd.” De generaal maakt duidelijk dat Israël voor 1967 extreem kwetsbaar was voor vijandelijke aanvallen vanuit de Westbank die toen door Jordanie werd bezet. Voor hem is een terugkeer naar het Israël van voor de Zesdaagse Oorlog ondenkbaar. “Dat zijn geen verdedigbare grenzen. De strook land die zou overblijven is maar 11 tot 20 kilometer smal en mist strategische diepte.”
De ontruiming van de Gazastrook heeft Israel niet de verlangde vrede gebracht. Dayan: “We kregen er een voorpost van het door Iran gesteunde Hamas voor terug. Dat risico mag Israel met de Westbank niet lopen.” Maar wil hij dan geen vrede met de Palestijnen? Uiteraard wel. Maar wat vrede is, daarover lopen de meningen uiteen. “Met ‘shalom’ bedoelen de Israeli’s vooral veiligheid en bewegingsvrijheid. Met ‘salam’ bedoelen de Palestijnen ‘geen beheersing van hun territoir door Israël’ en ‘een veel hogere levensstandaard’.”
Dayan waarschuwt ons ervoor om de Arabische Lente niet te verwarren met de opstand van de Poolse vakbond Solidariteit van Lech Walesa in 1980. De revolutie in de Arabische landen begon overigens niet in Tunesie, maar in Iran, in 2009 in Teheran. Dayan spreekt de vrees uit dat deze omwenteling leidt tot een ring van door de moslimbroederschap beheerste landen rondom Israël, van Turkije tot Egypte. “In een land als Syrie dreigt het helemaal mis te gaan. Daar is geen sprake van ‘good guys’ en ‘bad guys’, maar alleen van ‘bad, more bad and extreme bad guys’. Als het regime van Assad valt, wordt Syrië een ‘Soennitische terreurstaat’ en gaan de radicale moslims vervolgens door naar Libanon en Jordanië. Mede om die reden heeft Israel een solide en verdedigbare grens aan de oostzijde nodig. Daarom is het behoud van de Jordaanvallei van strategisch belang voor Israel, zo betoogt generaal Dayan.
Heel stellig zegt de generaal dat hij niet wil heersen over de Palestijnen. Ook wil hij eraan meewerken dat hun levensstandaard zichtbaar verbetert. “Maar als de internationale gemeenschap een flexibeler opstelling van Israel verlangt, dan moet er eerst iets ten gunste veranderen aan het probleem Iran.”
’s Middags bezoeken we de Universiteit in Ariel, een stad midden in de Westbank. De studenten komen uit heel Israel. Zo’n vijf procent heeft een Arabische of Palestijnse identiteit. Volgens Yehuda Danon, president van de Ariel University, komen de studenten naar deze instelling omdat er een gevarieerd aanbod aan studies is en omdat de kosten voor wonen en levensonderhoud relatief laag zijn.
Als gevolg van de EU-regels komt de Ariel University niet in aanmerking voor subsidie van onderzoek, zo vertelt Danon. Ook niet als de wetenschappers een oplossing zoeken om de oorzaak van de lage levensverwachting van Palestijnen in het noorden van de Westbank te bestrijden. Of een onderzoek naar effectieve anti-terreur instrumenten. Beide onderzoeken zouden zeker ten goede komen aan de leefomstandigheden van de Palestijnen, maar de EU vindt ideologische principes blijkbaar belangrijker dan positieve praktijken. De schade als gevolg van de boycot schat de universiteitspresident ergens tussen de drie en vijf miljoen US-dollar per jaar. Dat is dan een ‘Brusselse’ bijdrage aan de oplossing van het conflict tussen Joden en Palestijnen.
Er zijn ook bedrijven in industriegebieden op de Westbank die negatieve gevolgen ondervinden van EU-beleid. We gaan bij het bedrijf Lipski in Barkan langs dat kunststofproducten vervaardigt en distribueert. Twaalf procent van de productie is bestemd voor de export. Bij dit bedrijf werken zo’n vijftig Palestijnen en zo’n veertig Joden. De salarisvoorwaarden zijn voor alle werknemers gelijk en conform de Israelische arbeidswetgeving. Voor Palestijnen is het daarom erg aantrekkelijk om hier te werken. Het salaris bedraagt het drievoudige van hetgeen ze bij Palestijnse bedrijven krijgen aangeboden.
Als Lipski naar lidstaten van de Europese Unie exporteert, moet hij een heffing van 7 procent betalen. Omdat het industriegebied Barkan wordt beschouwd als een illegale nederzetting. En dat terwijl hier zo’n 4000 Palestijnen en 3.500 Israeli’s een baan hebben. “Dankzij de samenwerking van Palestijnen en Joden hier is dit juist een plek van hoop. Ik zou geen belasting, maar een bonus van de EU moeten krijgen,” aldus Yehuda Cohen, de manager van Lipski. Weer een fraai staaltje van een ‘Brusselse’ poging om vrede te bevorderen tussen Joden en Palestijnen.
Tijd om de andere kant van het verhaal te horen. We rijden naar Nablus (in de Bijbel Sichem genaamd). Onderweg passeren we de Samaritanen die tegen de hellingen van de berg Gerizim hun thuisland hebben.
We spreken met de Palestijn Yasser Abed Rabbo in zijn niet al te bescheiden optrekje op een heuvel naast Nablus. Hij is secretaris generaal van de PLO. Met zo’n 80 Joodse en 160 Palestijnse participanten heeft hij het initatief genomen voor de beweging ‘Breaking The Impass’. Doel van deze beweging is om de afspraken die in 1993 zijn vastgelegd in de Oslo-akkoorden ten uitvoer te leggen. De tachtigjarige Abed Rabbo neemt de gelegenheid te baat om zijn visie uitgebreid te ontvouwen: “We willen maar 22 procent van het grondgebied. Israel hoeft eigenlijk geen concessies te doen. Als Palestijnen en Joden zijn we voorbestemd om hier samen te leven. Laten we dan in gezamenlijkheid ertoe besluiten om dat te gaan doen, op een normale en waardige manier. Maar zolang de immorele Israelische bezetting voortduurt, is het onbegonnen werk om dat te realiseren. Wij zitten in een gevangenis. We vragen om vrijheid en om democratie. En we willen geen Palestijnse staat die lijkt op een Zwitserse gatenkaas met allemaal aparte, van elkaar gescheiden kantons.”
De Amerikaanse minister Kerry heeft een termijn van negen maanden genoemd om tot een akkoord te komen. Nog zes maanden resteren. Abed Rabbo wil alles op alles zetten om tot een vredesovereenkomst met de Israeli’s te komen. Waarom is een Palestijnse Staat binnen zes maanden nodig? “Niets ter wereld is te vergelijken met de Israelische bezetting. Israel mag niet boven de wet staan en moet de VN-resoluties respecteren en uitvoeren. Als er geen ruimte wordt geboden voor een Palestijnse Staat met Oost-Jeruzalem als hoofdstad, dan riskeert Israel een opvolger te worden van het apartheidsregime dat in vroeger tijden over Zuid-Afrika heerste.”
Heeft Abed Rabbo ook nog oog voor de Joodse kant van het verhaal? “Ja, het verleden was heel hard voor de Joden. Zij hebben veel geleden. En ja, ze hebben historische rechten op het land om hier te wonen. Als volkeren behoren we min of meer tot dezelfde families. Maar hun lijden in het verleden is toch geen rechtvaardiging voor ons lijden nu?”
Er wordt een stevig beroep op ons als Nederlanders gedaan om een goed woordje te doen voor de Palestijnse zaak bij onze Joodse gesprekspartners. En we krijgen lof toegezwaaid voor de Nederlandse steun aan het Palestijnse volk.
Ten slotte geeft Abed Rabbo ons een korte rondleiding door zijn huis met een prachtig uitzicht op de stad Nablus en het omliggende bergachtige landschap. We maken heel vriendschappelijk een aantal groepsfoto’s voor ons vertrek.
’s Avonds in Jeruzalem spreken we met Johannes Gerloff, auteur van het boek ‘De Palestijnen. Een volk in het brandpunt van de geschiedenis’. Hij vindt dat politici in het algemeen niet al te hoge verwachtingen moeten creeren van hun inspanningen om vrede in het Midden-Oosten tot stand te brengen. Eigenlijk zit de garantie op een mislukking er dan al ingebakken. In het ergste geval creeer je een oorlog. In zijn boek doet hij een poging om de Palestijnen van binnenuit te begrijpen. Als westerlingen moeten we onszelf ook de vraag stellen of de Palestijnen ons wel kunnen vertrouwen als wij de dictatoriale, corrupte en door Fatach gedomineerde Palestijnse Autoriteit blijven steunen, gewoon omdat we bang zijn voor Hamas. Als we de democratische wil van het Palestijnse volk respecteren – en zij kiezen voor Hamas, dan maken we onszelf onbetrouwbaar door hen vervolgens daarover te berispen.
Wat Gerloff ook verbazingwekkend vindt, is de wereldwijde preoccupatie met het Joods-Palestijnse conflict. In Lybie en in Syrie zijn in een jaar tijd meer slachtoffers te betreuren dan in de afgelopen 70 jaar in de oorlogen en conflicten in en rond Israel. Maar de internationale gemeenschap wil zich daar nauwelijks mee inlaten, terwijl de VN wel de ene na de andere resolutie over Israel uitvaardigt.
Ook is de Europese obsessie met een twee staten oplossing merkwaardig. Wat de lidstaten van de EU proberen zelf hun onderlinge grenzen te slechten en een vrij verkeer van personen en goederen te realiseren. Waarom moeten de nationale grenzen tussen de betrokken volkeren hier dan zo hoog opgetrokken worden? Willen de Palestijnen zelf wel een staat?
Als theoloog pleit Gerloff ervoor om teksten in het Nieuwe Testament te verbinden met Schriftgegevens uit het Oude Testament. Als Jezus in Mattheus 25 spreekt van het weldoen aan de minste van Zijn broeders, dan moeten we daar Joel 4 bij betrekken, waar staat dat God zal oordelen op basis van ons gedrag jegens de Joden. Als je een dergelijke passage in het Evangelie los van het Oude Testament gaat lezen, loop je het risico uit te komen bij een additionele weg tot het heil, buiten Jezus Christus om. Over deze diepe opmerking ga ik nog eens dieper nadenken…
Jan Schippers