21 januari 2016
Het rendement van de rentmeester
We leven in een cultuur en samenleving waarin haast alles ondergeschikt wordt gemaakt aan technologische vooruitgang en economische groei. Als ons parlement debatteert over een belastingplan, dan is niet eens de vraag leidend of de belastingheffing rechtvaardig is, maar hoeveel banen het plan gaat opleveren. Tekenend!
Hoe leef je nu als christen in zo’n cultuur en maatschappij? Hoe vind je hierin je weg zonder je hart te verpanden aan zaken die geen duurzame waarde en zin hebben? Uiteraard wordt er in christelijke kring gewaarschuwd tegen zelfzucht, onrecht en wereldgelijkvormigheid. In catechismusprediking en stichtelijke lectuur is de gedachte dat het maatschappelijk handelen ondergeschikt moet zijn aan de Bijbelse ethiek. Maar brengen veel reformatorische mensen op allerlei punten in de praktijk niet een splitsing aan tussen zondagse kerkgang en hun wekelijkse handel en wandel? Het is immers lastig om het leven van alledag altijd te combineren met de Bijbelse verkondiging.
Baxter
Hoe is dat zo gekomen? Uiteraard ging dat niet van de ene op de andere dag. Daarom valt het ons ook niet direct of zelfs helemaal niet op. Het is sluipenderwijs gegaan, als een stille revolutie. De ontsporing, het uit de rails lopen van onze ethiek, is mogelijk al zo’n vijf eeuwen terug begonnen. Zij komt bijvoorbeeld pregnant naar voren in het volgende citaat van de puriteinse theoloog Richard Baxter (1615-1691): ‘Als God u een manier wijst waarop het mogelijk is (zonder daarmee schade te doen aan uw ziel of aan die van een ander) hogere rendementen te verkrijgen dan via een alternatieve weg mogelijk zou zijn, dan overschrijdt ge de grens van uw Roeping en weigert ge rentmeester van God te zijn wanneer gij deze manier verwerpt en de minder profijtelijke weg kiest.’
Subtiel verpakt geeft Baxter hier een principieel andere invulling aan het Bijbels rentmeesterschap. Het verkrijgen van een hoger rendement, het streven naar maximale winst stelt hij in plaats van de Bijbelse opdracht dat ons handelen zal zijn tot eer van God, gedreven uit liefde tot Hem en tot de naaste. Verder stelt Baxter een randvoorwaarde die ons wel geestelijk in de oren klinkt, maar de actieradius van het Bijbelse gebod sterk beperkt. Je moet ‘schade aan de eigen ziel’ vermijden – en die gaat dan ook nog vóór de schade aan andermans ziel. Schade aan Gods schepping, of benadeling van de ander wordt bijvoorbeeld niet (meer) in de afweging betrokken.
Het grote gebod
Waarom? Baxters motivatie is zeer onthullend: ‘Want het is een irrationele handeling iemand méér te beminnen dan de Rede toestaat. Het neemt de menselijke geest dikwijls zozeer in beslag dat het hem verhindert God lief te hebben.’ Voelt u aan welke wissel hier omgaat? Dit is niets minder dan een omkering van het grote gebod in de Bijbel. Ten eerste worden de ‘liefde tot God’ en de ‘liefde tot de naaste’ aan elkaar tegengesteld - terwijl Christus in het Evangelie duidelijk zegt dat deze twee geboden aan elkaar gelijk zijn; dat wil zeggen: in elkaars verlengde liggen. Vervolgens legt Baxter de ‘liefde tot God’ in het verlengde van de ‘liefde tot zichzelf’ en stelt die daaraan gelijk. Echter, in het Evangelie legt Christus de ‘liefde tot zichzelf’ in het verlengde van de ‘liefde tot de naaste’.
Wordt hier niet iets zichtbaar van hetgeen zich de afgelopen eeuwen in onze harten en hoofden heeft voltrokken? Stap voor stap hebben wij de Bijbelse ethiek in de ijzeren kooi van de Rede opgesloten. Eerst verbreekt de Rede de hechte twee-eenheid van het grote gebod (‘het eerste en het tweede gebod daaraan gelijk’). En daarna gaat de Rede de invulling van het grote gebod bepalen! De puritein Baxter staat hierin vermoedelijk zeker niet alleen. Vele christenen volgen hem klakkeloos.
Wat is hiervan de uiterste consequentie? Gaandeweg raken God en de naaste geheel uit beeld. De mens, óók de christen, komt alleen te staan. Als een eenzaam individu. Het risico is niet denkbeeldig dat in zo’n situatie angst zijn hoogste raadgeefster wordt. Het huidige vluchtelingendebat demonstreert dit feilloos. Want de mens lijdt niet alleen schade aan zijn ziel, ook zijn hart, zijn levenscentrum wordt hierdoor richtingloos. Het sluit zich toe. De mens keert zich af van God en z’n naaste, rolt zich op als een egel en zet daarbij de stekels uit. Een nieuw fenomeen? Zeker niet! De apostel Johannes schreef in zijn eerste brief: ‘Zo wie nu het goed der wereld heeft, en ziet zijn broeder gebrek hebben, en sluit zijn hart toe voor hem, hoe blijft de liefde Gods in hem?’
Jan Schippers – directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP
Bron: Reformatorisch Dagblad, 23 december 2015