15 november 2018

Gebrek aan belangstelling voor herindelingsverkiezingen


Volgende week woensdag zijn er verkiezingen in ons land. ”Hé, heb ik soms iets gemist?” Dat zou u zich zomaar kunnen afvragen. In de nieuwsberichten valt er hoegenaamd niets over te lezen. Het Reformatorisch Dagblad doet zijn best met een serie reportages vanuit (een deel van) de twaalf nieuw te vormen gemeenten waar de raadsverkiezingen aanstaande zijn. Wie groot belang hecht aan democratie en participatie, zal niet vrolijk gestemd worden door het lezen van deze artikelen.

Nu kan het feit dat herindelingsverkiezingen geen voorpaginanieuws zijn, worden verklaard uit de gewenning die optreedt. Gemeentelijke herindelingen zijn inmiddels zo vertrouwd, alsof het een natuurverschijnsel betreft. Als de blaadjes van de bomen gaan vallen, dan zijn er ook wel ergens in het land verkiezingen, omdat er weer een aantal gemeenten gaat fuseren.

Om een beeld te geven van de ontwikkeling: in 1840 telde Nederland 1217 gemeenten. Tachtig jaar later, in 1960, zijn het er zo’n 230 minder. Daarna gaat het aantal gemeenten in een rapper tempo omlaag: naar 431 in 2010, dat is een daling van meer dan tien gemeenten per jaar. Het einde is voorlopig niet in zicht. Per 1 januari 2019 komt het aantal Nederlandse gemeenten uit op 355.

Tegelijk nam in deze periode het aantal Nederlanders toe: van 2,8 miljoen in 1840 naar 17,2 miljoen nu. Een snelle rekensom leert dat de gemiddelde omvang van een gemeente is gestegen van 2350 naar meer dan 48.600. Dat is ruim 20 keer zo veel.

Nu vond Rudolf Thorbecke in 1850 al dat het minimumaantal inwoners van een gemeente richting de 2500 moest. In later tijd werd de lat steeds hoger gelegd, eerst naar 10.000 en vervolgens naar 30.000. Minister Plasterk overklaste al zijn voorgangers, door gemeenten te willen met een omvang van 100.000 inwoners of meer. Dan houdt de provincie Zeeland er nog maar drie over.

Merkwaardig toch dat politici die een ondergrens noemen nooit een bovengrens aangeven. Want gemeenten voeren allerlei taken uit. Paspoorten en rijbewijzen uitreiken, groenonderhoud, vuilnis ophalen, omgevingsvergunningen verstrekken, jeugdzorg behartigen, bestrijding van eenzaamheid, bijstandsuitkeringen toekennen, huwelijksceremonies verzorgen, enzovoorts. De taken zijn zeer uiteenlopend. Iedere taak kent een eigen optimale schaalgrootte. Voor de verzorging van paspoorten is een omvang tussen de 17.000 en 45.000 inwoners het beste. Maar het ophalen van vuilnis gaat efficiënter vanaf 45.000 inwoners. Voor het verstrekken van complexe omgevingsvergunningen denkt men aan 80.000 inwoners. Eigenlijk geldt alleen bij het innen van lokale belastingen: hoe meer inwoners, hoe efficiënter. Bij alle andere taken gaat die redenering niet op. De optimale schaal voor alle taken is niet in één inwonertal te vangen, ook omdat de geografische ligging en regionale omgeving van invloed zijn.

Naar mijn smaak wordt er te weinig rekening gehouden met de negatieve effecten die verbonden zijn aan het samenvoegen van gemeenten. Wat mij vooral aan het hart gaat, is dat de lokale democratie eronder te lijden heeft. Opschalen van gemeenten doet de opkomst van kiezers dalen, zowel bij lokale als bij nationale verkiezingen. Bij kleinere gemeenten tot 10.000 inwoners ligt de opkomst rond 80 procent, terwijl die in gemeenten van 250.000 inwoners en meer rond de 60 procent ligt. De gemeente komt dan op grotere afstand van de burger te staan, zowel fysiek als mentaal. Mensen hebben minder het idee dat hun stem ertoe doet of dat zij enige invloed kunnen uitoefenen op beleid dat hen raakt. De betrokkenheid bij het lokaal bestuur neemt merkbaar af.

Er is meer. Bij een grotere gemeente neemt het aantal raadsleden per 1000 inwoners af. Voor een zetel in de Rotterdamse gemeenteraad heb je zo’n 4500 stemmen nodig; voor een zetel in Oudewater zijn dat er 350. Minder bestuurders, grotere doelmatigheid? Die vlieger gaat niet op, omdat de ”ambtenarenratio” stijgt. Amsterdam voert de ranglijst aan met bijna 20 ambtenaren per 1000 inwoners; ’s-Hertogenbosch zit op minder dan de helft en Zeist met 60.000 inwoners kan het werk aan met zo’n 6 ambtenaren per 1000 inwoners. Dat is drie keer zo efficiënt als de hoofdstad van ons land.

Tot slot moet het wel te denken geven dat onderzoeken uitwijzen dat de algemene tevredenheid onder burgers over het lokaal bestuur het grootst is in landen met de kleinste gemiddelde omvang van gemeenten. Kortom: reden te over voor de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om het lef hebben om een streep in het zand te trekken. Een maximumgrootte van gemeenten – het zou een weldaad zijn voor alle bewoners en hun lokaal bestuur.

Drs. Jan Schippers is directeur van de Guido de Bres-Stichting, het wetenschappelijk instituut voor de SGP.