7 november 2013
Delen op dankdag
Dankdag 2013. Een goede gelegenheid voor de volgende meerkeuzevraag: wat geeft u aan de collecte tijdens de eredienst? Drie opties: a) een fooi; b) een gift; of c) een offer. Eigenlijk weten we allemaal wel het goede antwoord aan te kruisen. Maar brengen we dat antwoord ook in praktijk? Of blijft het vandaag weer bij de spreekwoordelijke aalmoes die als alibi dient om ons luxe en liberale leventje lustig verder te leven…
De christelijke dankdag voor gewas en arbeid gaat in zekere zin terug op het Joodse wekenfeest Sjawoe’ot. In Leviticus 23 lezen we over de instelling daarvan. De offergaven tijdens dit oogstfeest brengen tot uitdrukking dat het volk Israël de oogst ontving van de Heere. Het resultaat van alle arbeid op het land was uiteindelijk geen vrucht van eigen arbeidsinspanning – al moest er hard voor worden gewerkt, maar zegen van God.
De kern van Leviticus 23 geldt nog steeds. De vruchten van de schepping, het succes van ons werk, mogen we niet aan onszelf toe-eigenen. Want de wereld is Gods schepping. De oogst ontvangen wij van Hem. Met een dankbaar hart mogen we genieten van wat de Heere ons allemaal geeft. En omdat we dankbaar zijn jegens Hem, is het geen enkel probleem om te delen met anderen die minder inkomsten hebben, of zelfs veel te weinig om van te leven. De arme, weduwe, wees en vreemdeling hebben er recht op, zegt God!
Het houden van een jaarlijkse dankdag staat haaks op onze economie en cultuur. Ook christenen ademen de lucht van deze cultuur in en zitten maar al te vaak muurvast in denkschema’s van de westerse economie. Over de toe-eigening des heils kunnen we diepzinnige geestelijke gesprekken voeren. Maar deze gesprekken zijn vruchteloos als het bij woorden blijft. Dan wordt alles wat wij geestelijk hoogachten hoogst ongeestelijk door onze zondige toe-eigening van de oogst, door het succes van onze arbeid aan onszelf toe te schrijven, door naar geld en goed te graaien. Dan wordt delen op dankdag moeilijk. En op alle andere dagen van het jaar komen we er helemaal niet meer aan toe.
Wie naar de kerk gaat en het Woord van God hoort, behoort dat ook in praktijk te brengen. Aan de vruchten kent men de boom. Bekering tot God heeft tot gevolg dat je – hoe gebrekkig ook – het evangelie van Christus wil gaan gehoorzamen. Dat kan niet zonder maatschappelijke consequenties blijven. Een christen dient invulling te geven aan vreemdelingschap en rentmeesterschap beide. Pelgrims die op één been willen lopen, zijn geestelijk kreupel, ook al pretenderen zij heel dicht bij Reformatie en Nadere Reformatie te staan.
De reformator Calvijn bepleitte een ethiek waarin de matigheid een grote rol speelde. Hij bracht dit ook in praktijk getuige het feit dat hij bij zijn sterven maar enkele materiële bezittingen naliet. Van Luther is bekend dat hij veel weggaf en gastvrij onderdak bood aan mensen die bij hem aanklopten. Meer dan eens bezorgde hij daarmee zijn vrouw Katharina de nodige zorgen om de eindjes aan elkaar te knopen. Van Groen van Prinsterer weten we dat hij een vermogend man was, maar hij en zijn vrouw zetten zich, samen met anderen uit de kring van het Réveil, in voor medische en sociale zorg aan hulpbehoevenden en voor (christelijk) onderwijs aan kinderen uit arme gezinnen.
Zijn er vandaag de dag ook inspirerende voorbeelden? Jazeker! Denk aan jongelui die zich geroepen weten tot zendingswerk, in ons land en daarbuiten. Denk aan christelijke ondernemers die bewust arbeidsgehandicapte werknemers in dienst hebben. Of aan ondernemers die hun winst delen met de werknemers of een vast percentage ervan aan een goed doel geven. Denk aan mensen die vrijwilligerswerk doen voor ouderen, die gevangenen bezoeken of belangeloos zorg verlenen aan zieken of verslaafden. Teveel om op te noemen.
Tenslotte is de dankdagcollecte geen inzameling van ónze gaven. We delen met anderen en geven alleen maar door van hetgeen wij ontvangen hebben. Met ons dankoffer brengen we zo aan God de eer en lof toe.
Drs. Jan A. Schippers – directeur van de Guido de Brès-Stichting, het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP
Bron: Reformatorisch Dagblad, 6 november 2013