31 maart 2022
Zadel kinderen niet op met gendertwijfel
“Het is pedagogisch onverantwoord als kinderen van 6 tot 8 jaar al zó jong worden opgezadeld met complexe vragen over of ze jongen of meisje zijn. Gendertwijfel opdringen aan een klas kinderen zaait alleen maar verwarring, dat moeten we niet willen.” Dat zegt SGP-Kamerlid Roelof Bisschop. In schriftelijke vragen aan minister Wiersma voor primair en voortgezet onderwijs de regering stelt hij dat COC-lesmateriaal waarin dit thema wordt geagendeerd, strijdt met wat goed is voor jonge leerlingen.
Achtergrond bij de SGP-vragen is het feit dat het COC een gender-leerlijn ontwikkelt voor basisschoolleerlingen van de groepen 3 en 4. Dat materiaal is gaat uit van de gedachte dat mannen en vrouwen niet bestaan. Die gedachte is gebaseerd op de ideologie dat de begrippen man en vrouw slechts een menselijk verzinsel zijn. De SGP vindt dat die extreme opvattingen de werkelijkheid miskennen en dat (jonge) kinderen daar niet mee moeten worden opgescheept.
“Deze op COC-leest geschoeide lessen doen geen recht aan vragen waar kinderen op die leeftijd wél tegenaan lopen. Bovendien krijgen leerlingen de indruk dat het bij ‘jongen of meisje’-vragen gaat over gangbare situaties. Dat klopt gewoon niet. Het gaat echt om uitzonderingen. Zo zaai je identiteitstwijfel en -verwarring. Mede gelet op de huidige professionele en wetenschappelijke kennis van de ontwikkelingspsychologie, is dat pedagogisch onverantwoord,” zegt het SGP-Kamerlid.
Lees hier de schriftelijke vragen van het Roelof Bisschop aan minister Wiersma voor Primair en Voortgezet Onderwijs.
- Bent u bekend met het lesmateriaal en de leerlijn van COC over genderdiversiteit en het voornemen tot doorontwikkeling?
- Wat vindt u ervan dat het COC aan leerlingen in groep 3 en 4 onder andere meegeeft dat het helemaal niet raar is dat kinderen zich de ene dag een jongetje kunnen voelen en de andere dag een meisje? Vindt u, gelet op de huidige professionele en wetenschappelijke kennis van de (ontwikkelings)psychologie, dat scholen zich voldoende rekenschap geven van de intense identiteitsvragen waar leerlingen mee kunnen worstelen als ze vooral meegeven dat het prima is dat ze een fluïde genderidentiteit hebben? Ziet u dit ook als indicatie dat scholen onvoldoende oog hebben voor de sociale en psychische veiligheid van deze specifieke groep leerlingen?
- Onderkent u dat de situaties van genderincongruentie – of dysforie en een non-binaire of fluïde genderidentiteit slechts in een zeer beperkt aantallen gevallen voorkomen? Vindt u het tegen die achtergrond acceptabel als in lesmateriaal en in lessen richting jonge kinderen de suggestie wordt gewekt dat een non-binaire genderidentiteit een gangbare, reguliere praktijk zou zijn?
- Vindt u dat deze aanpak van het COC de psychische integriteit van kinderen voldoende eerbiedigt, zeker in deze ontwikkelingsfase? Ziet u het risico dat hiermee identiteitsverwarring kan worden gezaaid? Deelt u de mening dat teksten als deze zonder nadere duiding op gespannen voet staan met de zorgplicht voor sociale en psychische veiligheid op school?
- Wat betekent de afspraak in het regeerakkoord dat geen ruimte mag bestaan voor materiaal dat in strijd is met de waarden van de rechtsstaat, waarvan menselijke waardigheid het overkoepelende uitgangspunt vormt, in situaties als deze? Gaat u de onderwijsinspectie vragen het materiaal van COC te onderzoeken en extra aandacht te besteden aan scholen die dit materiaal gebruiken?
- Deelt u het uitgangspunt dat de overheid geen financiële invloed mag hebben op de markt van leermiddelen en dat staatssteun vermeden moet worden? Hoe controleert u dat het COC geen subsidie gebruikt voor het ontwikkelen van lesmethoden?