6 april 2022
Van der Staaij over seksueel geweld en kindermisbruik
Lees hier de bijdrage van SGP-fractievoorzitter Kees van der Staaij aan het commissiedebat over seksueel geweld en kindermisbruik.
De SGP vindt dat er sneller en strenger gestraft moet worden in zedenzaken als het gaat om seksueel geweld en kindermisbruik. Dat zijn intens ingrijpende gebeurtenissen, soms gedurende een langere periode. Het kan een levenslang trauma opleveren. En juist dat slachtofferperspectief kwam in het rondetafelgesprek van een tijdje geleden steeds indringender naar voren kwam: het is eigenlijk ernstiger dan we met elkaar vaak beseft hebben. Dat besef geldt voor allerlei mensen. Psychologen zeiden het zelf: die impact, de ernst daarvan, is steeds duidelijker geworden. Daarom zeggen we, met het College van procureurs-generaal: er moet strenger gestraft worden en er moet sneller gestraft worden.
Ik begin met het "strenger", in navolging van wat het College van procureurs-generaal daarover zegt. In 2015 kwam er een richtlijn en die had precies deze analyse: we zien als samenleving eigenlijk steeds meer in dat het ernstig is en de impact groot is; en eigenlijk loopt de aanpak van zaken van seksueel misbruik van minderjarigen uit de pas. Dus moet er iets gebeuren, zei het College van procureurs-generaal, om strenger te kunnen straffen: daarom gaan wij een hogere eis naar voren brengen in de rechtszaal. Dat was de bedoeling van die richtlijn. En ze zeiden daar ook bij: maar dat moet wel met maatwerk gebeuren; we kijken dus niet zomaar per strafbepaling, maar hanteren een verfijnd kader met verschillende uitgangspunten, al naar gelang de ernst van het soort delict. Vervolgens werd er gezegd: en we werken ook nog eens met een bandbreedte. Dus dat is nog weer een extra manier om maatwerk te leveren. Dan snap ik niet hoe het kan dat nu in zo veel gevallen die richtlijn niet wordt gevolgd. Ik vind het heel onbevredigend dat daar geen echte uitleg voor is. Hoe kan het dat er met zoveel ruimte voor maatwerk in die richtlijn en met een indringend appel om juist meer recht te doen aan de ernst van deze delicten, uiteindelijk in bijna de helft van de zaken toch nog ónder die richtlijn wordt gevorderd? Ik vraag de minister dan ook om daar wel degelijk met het College van procureurs-generaals over in gesprek te gaan. Moeten we dan niet vaststellen dat die richtlijn gewoon onvoldoende werkt? Zo ja, wat is er meer nodig? Als het probleem in die richtlijn zelf zit, dan willen we dat ook graag horen. Er zou een evaluatie komen, maar die hebben we ook niet gezien. Dus al met al vind ik de uitkomst hiervan teleurstellend. Ik hoop dat de minister de handschoen wil oppakken om daarover in gesprek te gaan met het Openbaar Ministerie.
Behalve strenger moet het dus ook sneller. Door alle collega's is het eigenlijk al gezegd, en daar sluit ik mij van harte bij aan: ondanks de inspanningen, het extra geld en de extra mensen, zie je dat de norm toch niet gehaald wordt, ondanks de miljoeninvestering in zedenrechercheurs en geprioriteerde zaakstroomverbeteringsprojecten, ICT-aanpassingen en hoge plaatsing op prioriteitenlijstjes. Kennelijk is het dus een hele taaie, weerbarstige materie. Mag ik de minister toch nog eens uitnodigen om aan te geven, huiselijk gezegd, wat er nou meer nodig is om wel dat gewenste resultaat, dat we breed met elkaar delen, te bereiken?
Dan eindig ik toch ook weer graag met het perspectief van het slachtoffer. Want we merken hoe pijnlijk het juist ook voor slachtoffers, die er soms na jarenlange aarzeling uiteindelijk mee naar buiten treden, is als die zaak op de plank belandt. Juist bij deze categorie zaken is en blijft dat zo schrijnend.