24 maart 2022
Universiteiten kunnen best hun eigen boontjes doppen
Moet je iets wat prima gaat, ook nog wettelijk gaan regelen? Die vraag moet de Tweede Kamer vandaag beantwoorden. De SGP, die dit keer mede namens het CDA sprak, vindt van niet. En al helemaal niet als het gaat om iets wat niet echt een taak is van de regering.
Aanleiding voor het debat is een voorstel van het vorige kabinet onder het kopje ‘Wettelijke taken internationalisering onderwijs’. In de kern gaat het erom dat Nederlandse universiteiten en hogescholen wegwijs moeten worden gemaakt in de EU om Europese (onderzoeks)subsidies in de wacht te kunnen slepen.
CDA en SGP vinden dat dit vooral een taak is van de onderwijsinstellingen zelf. Laat de staat erbuiten blijven. Ook de Raad van State bepleitte vorig jaar in een advies dat de grenzen van de ministeriële verantwoordelijkheid duidelijker moeten worden gemarkeerd.
Het is bovendien onnodig dat de overheid zich ermee bemoeit want de cijfers van de afgelopen jaren laten zien dat het Nederlandse hoger onderwijs uitstekend de weg weet in Brussel. Uit onderzoek blijkt dat Nederland hoog scoort met bedragen die, in vergelijking met andere landen, “extreem goed” zijn. SGP en CDA hebben daarom een amendement ingediend om het wetsvoorstel op dit punt te wijzigen.
Lees hier de bijdrage van SGP-Kamerlid Roelof Bisschop aan het debat over onderwijs.
Welke gemene deler kunnen we halen uit de volgende koppen over de prestaties van het Nederlandse onderwijs en onderzoek in de EU? In 2008 was er dit goede nieuws: 'Nederlandse universiteiten scoren uitstekend bij verdeling Europese onderzoeksubsidies'. Het jaar 2014 klonk niet minder rooskleurig: ‘Nederland haalt miljarden Europese subsidie binnen’. Nog positiever was het jaar 2020: ‘Succesratio van Nederland bij aanvragen is extreem goed’.
Je kunt toch eigenlijk maar één conclusie trekken? Het Nederlandse kennisveld doet het heel goed in Brussel en weet de weg kennelijk prima te vinden. Complimenten, petje af! Deze conclusie roept echter meteen de kernvraag op als het gaat om dit wetsvoorstel: Voor welk probleem is dit voorstel een oplossing? Wij hebben niet zozeer vragen over de positie van Nuffic. Prima en noodzakelijk om de rol van deze organisatie beter te regelen. Maar waarom moeten we een nieuwe, publieke regeling treffen voor activiteiten die nu al prima gebeuren, namelijk door Neth-ER?
Ook na de beantwoording is het voor ons onvoldoende duidelijk welke noodzaak er is om een wettelijke regeling te treffen voor informatievoorziening over de Europese Unie. De regering gaat uit van de stelling dat een rechtspersoon wettelijk belast wordt met deze taak, maar waarom is dat zo? Deze taak gebeurt nu toch al naar tevredenheid zonder wettelijke regeling, op basis van samenwerking in de sector? Waaruit blijkt onvrede van de deelnemers aan Neth-ER over een ongelijk profijt van de huidige samenwerking?
De regering noemt nog het mogelijke risico op staatssteun. Klopt het dat dat risico nu vooral geldt bij de Nuffic? En als dat risico al zou gelden voor Neth-ER, is dan niet de logische eerste vraag of we gewoon moeten stoppen met subsidie?
De Raad van State waarschuwde vorig jaar voor het steeds verder oprekken van de verantwoordelijkheid van de overheid. Vanuit het perspectief van verwachtingenmanagement richting de samenleving dienen de grenzen van de ministeriële verantwoordelijkheid volgens de Raad van State veel duidelijker te worden gemarkeerd. Met het wetsvoorstel gebeurt precies het tegenovergestelde. Waarom zou het bevorderen van contacten, synergie, een proactieve houding en ambitie iets zijn dat op basis van een wettelijke aanwijzing moet gebeuren?
Mogen we dit niet bij uitstek van het ambitieuze, volwassen onderwijsveld zelf verwachten? Een ander voorbeeld waarvan we ons eerder afvroegen of dat wel een overheidstaak zou moeten zijn, is het afnemen van tevredenheidsonderzoeken onder studenten.
Overigens zijn onze fracties soms ook van mening dat de overheidstaak juist steviger mag. De internationale neerlandistiek is zo’n voorbeeld.
Wereldwijd zijn er 130 universiteiten in ca. 40 landen waar in totaal 13.500 studenten Nederlands leren en bestuderen. De internationale neerlandistiek kan Nederland en Vlaanderen politieke, economische, diplomatieke en culturele voordelen opleveren, maar haar potentieel als cultureel exportproduct wordt niet ten volle benut. Dit zou best een stevige wettelijke basis kunnen gebruiken. We zouden graag een reflectie van de minister horen op zijn stelselverantwoordelijkheid, waarbij hij de drie genoemde voorbeelden betrekt.
Ik stel hier ook het risico van precedentwerking aan de orde. Waarom zou de wettelijke aanwijzing van een organisatie die de regering nu voorstelt niet gelden voor sectoren als monumenten, sport, zorg en cultuur? Dat zijn toch ook sectoren waarvoor op basis van de Grondwet zorgplichten gelden, waarvoor samenwerking nuttig is en waarbij kennis over mogelijkheden binnen de EU de Nederlandse positie versterkt? En om bij het onderwijs te blijven: waarom zou dan niet wettelijk een organisatie moeten worden aangewezen om als samenwerking van de PO-raad, de VO-raad, de Onderwijsraad en het Europees Platform het funderend onderwijs te informeren over onder meer Europese subsidies voor tweetalig onderwijs?
We missen in het wetsvoorstel een onderscheidend criterium dat grenzen stelt aan het steeds verder oprekken van de publieke taak. Daarom heb ik samen met collega Van der Molen en amendement ingediend om de wettelijke aanwijzing van Neth-ER te schrappen. In de beantwoording van de vragen stelt de regering dat geen sprake is van een privaat functionerend kennisveld. Dat klopt gedeeltelijk, bijvoorbeeld als we kijken naar instellingen als NWO en KNAW. Veel instellingen zijn echter wel private instellingen, bijvoorbeeld de bijzondere universiteiten. Zij dragen ook bij aan de publieke taak, maar op een andere manier dan de genoemde organisaties. Houdt het wetsvoorstel niet te weinig rekening met het private karakter en de verantwoordelijkheid van veel van deze instellingen?
Dit lijkt misschien wel een kleine wetswijziging met een kort debat, maar voor de fracties van CDA en SGP zit er toch een vrij principiële vraag achter. Hoe besluiten we of iets een wettelijke taak is? Deze vraag lijkt in dit geval te worden overschaduwd door de behoefte om subsidie te regelen voor Neth-ER. Dat lijkt ons niet de goede weg, zeker niet als we zien dat andere sectoren ook hun eigen boontjes doppen.