13 juni 2017

Tweede Kamer steunt voorstel SGP voor meer lokale recherche

De Kamer debatteerde vorige week over de georganiseerde misdaad in Noord-Brabant. Eén van de pijnlijke conclusies uit een onderzoek naar de strijd tegen georganiseerde criminaliteit blijkt het gebrek aan recherche in de basisteams. Wijkagenten concluderen tot hun grote frustratie dat het agenderen van georganiseerde misdaad geen zin heeft. Hun signalen hierover worden keer op keer niet opgepakt.

Kees van der Staaij (SGP) wil dat de regering meer inzet toont om dit probleem aan te pakken en zo het opsporingswerk meer slagkracht te geven. Daar zijn meer rechercheurs in de basisteams voor nodig. Hij diende daar een motie voor in, mede namens ChristenUnie, SP en PvdA. Een Kamermeerderheid steunde dat plan bij de stemmingen. De SGP is blij met deze stap.

Kees van der Staaij: ‘Het is slecht en ontmoedigend voor de strijd tegen de misdaad wanneer er zelfs geen onderzoek wordt ingesteld als er duidelijke aanwijzingen zijn. Het is onacceptabel als criminelen vrij hun gang kunnen gaan. De SGP vindt het belangrijk dat er op lokaal niveau ook echt wat gebeurt met de signalen van wijkagenten van concrete, georganiseerde criminele activiteiten. De lokale rechercheur verdient daarom een stevige plek in de politieorganisatie. Wijkagenten moeten weten bij wie ze terecht kunnen als zij georganiseerde misdaad op het spoor zijn.’

Uit de conclusies van het rapport van de Politieacademie:
Een klein aantal rechercheurs in het basisteam (het VVC-team of de teamrecherche) wordt, net als bij de recherche op districtsniveau, ingezet voor aangiftedelicten. Met pijn en moeite kan er zo nu en dan lokaal capaciteit worden ingezet voor opsporingsonderzoeken naar bijvoorbeeld drugscriminelen. De consequenties zijn hard: riante criminele kansen voor georganiseerde criminelen en nauwelijks of geen steun voor (wijk-)agenten die dit soort misdaad agenderen. De enquêteresultaten zijn helder. Slechts een vijfde (18%) van de respondenten vindt dat er in het basisteam voldoende opsporingscapaciteit wordt ingezet: 51 procent vindt dit onvoldoende. Meer dan zeventig procent (72%) van de ondervraagde politiemedewerkers ziet in zijn of haar werkgebied ‘veel criminelen die veel te weinig aangepakt worden’. Onder bevraagde wijkagenten ligt dit percentage zelfs nog wat hoger: 77 procent.8 Meer dan tachtig procent (81%) van de politierespondenten vindt dat er in het werkgebied veel meer tijd en middelen beschikbaar zouden moeten zijn voor opsporingsonderzoeken naar (georganiseerde) misdaad, gebaseerd op informatie van basispolitie (onder bevraagde wijkagenten: 87%). 51 procent van de politierespondenten is het (zeer) oneens met de stelling ‘de politie pakt de georganiseerde misdaad in mijn werkgebied goed aan’ (onder wijkagenten is dit 65%). Bijna driekwart (71%) van de ondervraagde wijkagenten heeft (een sterke) behoefte aan meer inzet van rechercheurs om de (georganiseerde) misdaad in zijn of haar wijk aan te pakken.

Lees hier de tekst van de motie:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de aanpak van georganiseerde misdaad in Noord-Brabant en andere regio's versterking behoeft;

constaterende dat uit onderzoek van de Politieacademie onder politieagenten blijkt dat er bij uitstek onder wijkagenten acute behoefte bestaat aan permanente lokale activiteiten van opsporingsteams die, op basis van lokale informatie, strafrechtelijk onderzoek doen naar georganiseerde misdaad, maar dat zij hiervoor onvoldoende gehoor vinden, waardoor georganiseerde misdaad ongestraft blijft;

constaterende dat een betere inbedding van de recherche in het lokale politiewerk door onder meer speciaal aangestelde rechercheurs per basisteam hiervoor een goede oplossing kan bieden;

verzoekt de regering, te onderzoeken op welke wijze de samenwerking tussen wijkagenten en lokale rechercheurs kan verbeteren om onder meer georganiseerde misdaad slagvaardiger aan te kunnen pakken,

Van der Staaij

Segers
Van Raak
Kuiken