26 mei 2023
Toets de representativiteit van belangenclubs!
Op verzoek van de SGP fractie is er een schriftelijk overleg toegekend over de motie-Stoffer c.s.. Deze motie verzoekt het kabinet om te verkennen in hoeverre voor belangenorganisaties met een ideëel doel op grond van artikel 3:305a BW nadere vereisten aan representativiteit gesteld moeten worden (Kamerstuk 36169-37). Onze bijdrage aan dit schriftelijk overleg is hieronder te lezen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de minister voor Rechtsbescherming op de gewijzigde motie van het lid Stoffer c.s. over verkennen in hoeverre voor belangenorganisaties met een ideëel doel op grond van artikel 3:305a BW nadere vereisten aan representativiteit gesteld moeten worden. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de motie in het kader van de behandeling van de Wet implementatie Europese Klimaatwet op 8 februari 2023 namens het kabinet door de Minister van Klimaat en Energie is ontraden met de woorden ‘Het kabinet vindt dat de toegang tot de rechter in Nederland een groot goed is. Ik zie deze motie echt als een inperking daarvan, zodat ik de motie moet ontraden.’ Deze leden constateren dat de minister namens het kabinet spreekt, maar dat formeel de minister voor Rechtsbescherming hierover gaat. Deze leden vragen of er voor de appreciatie van de minister van Klimaat en Energie contact is geweest met het ministerie van Justitie en Veiligheid. Tevens vragen deze leden of het dictum van de motie op de juiste manier geïnterpreteerd is daar deze leden constateren dat het verzoeken om een verkenning naar nadere vereisten met het oog op de representativiteit niet direct een inperking van de toegang tot de rechter hoeft te beteken. Kan de minister bevestigen dat een zakelijk, juridisch debat mogelijk moet zijn over eventuele aanscherping zonder meteen te suggereren dat een aanscherping belangrijke pijlers van de democratische rechtsstaat aantast?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de minister aangeeft dat de motie is ontraden en dat de heer Stoffer daarom om een brief heeft gevraagd. De leden van de SGP-fractie wensen op te merken dat de motie na de appreciatie van de minister, door een meerderheid van de Kamer is aangenomen en dat er met het oog op het democratisch proces is verzocht om een brief van de minister hoe deze motie uitgevoerd gaat worden. Waarom wordt in de verantwoording niet juist in het bijzonder rekenschap gegeven van het feit dat een meerderheid van de Kamer dit verzoek steunt?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de minister toegang tot de rechter als een groot goed bestempelt. De leden van de SGP-fractie wensen aan te geven dat zij daar niet aan wensen af te doen. Zij merken op dat aan de individuele toegang tot de rechter niets wordt afgedaan. De motie vraagt om een verkennend onderzoek in hoeverre nadere vereisten met het oog op de representativiteit van belangenorganisaties wenselijk zijn. Zij vragen de regering of zij kan reflecteren op de vraag hoe de uitvoering van deze motie tot een inperking van de toegang tot de rechter zoals neergelegd in artikel 6 EVRM en artikel 17 Grondwet zou leiden. Deze leden vragen de regering of zij de opvatting van de SGP-fractie deelt dat toegang tot de rechter voor belangenorganisaties aan dezelfde vereisten getoetst zou moeten worden als voor individuele burgers geldt. Zij vragen tevens of met het niet, dan wel gedeeltelijk uitvoeren van de motie, er een gerechtvaardigde verwachting bestaat dat indien de motie uitgevoerd zou worden en er een verkenning plaats zou vinden, de conclusie zou moeten worden getrokken dat deze verkenning leidt tot een aanscherping van de representativiteitsvereisten.
De leden van de SGP-fractie lezen dat sinds de wijziging van het Burgerlijk Wetboek in 1994, en met de toevoeging van artikel 3:305a, het voor een stichting of vereniging die volgens haar statuten opkomt voor de belangen van andere personen, mogelijk is om een rechtsvordering in te stellen. Deze leden merken op dat het de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever was dat artikel 3:305a BW een rechtsingang bood om collectieve acties te starten zodat een grote groep gedupeerden 1 collectieve rechtsvordering kon instellen in plaats van meerdere individuele rechtsvorderingen. Nu het artikel gebruikt wordt door belangenorganisaties is het aan de wetgever om te beoordelen of dat wenselijk is, dan wel aangepast of afgebakend zou moeten worden. Rechtsvorderingen van algemeen belangorganisaties kunnen ingesteld worden met een beroep op het algemeen belang, wanneer dat in de statuten vermeld staat. Een geslaagd beroep hierop kan tot grote impact op de samenleving leiden, en niet alleen voor gedupeerden die zich verenigd hebben in een collectieve actie. Deze leden vragen de regering of zij het wenselijk acht dat het gebruik van het artikel op deze manier verbreed is.
De leden van de SGP-fractie lezen dat een belangenorganisatie een gebod, verbod, verklaring voor recht en een schadevergoeding kan vragen. Deze leden constateren dat eenieder in Nederland een vereniging of stichting kan oprichten en dat het voor een stichting mogelijk is om geld uit te keren aan een individuele burger. Dit maakt het mogelijk dat er stichtingen op grond van het algemeen belang procederen, maar dat de toegekende schadevergoeding uitgekeerd wordt aan de individuele burger. Deze leden merken op dat dit niet strookt met de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever en vragen de regering of zij de overtuiging deelt dat het onwenselijk is dat natuurlijke- of rechtspersonen deze constructies optuigen om zichzelf te verrijken, met een beroep op het algemeen belang en op kosten van de Staat.
De leden van de SGP-fractie lezen dat ngo’s een bijzondere positie innemen bij het behartigen van stemloze belangen. Deze leden vragen de regering of er onderscheid te maken is in ngo’s die deze belangen behartigen en rechtspersonen die met een beroep op het algemeen belang enkel rechtszaken voeren tegen de Staat en zichzelf verrijken.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering het werk van ngo’s van belang acht voor het behartigen van stemloze belangen en dat zij daarbij in een voetnoot verwijst naar het Verdrag van Aarhus waarin de toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden vastgelegd is. Deze leden vragen de regering of zij de opvatting deelt dat het verkennen of er nadere vereisten aan de representativiteit van belangenorganisaties moeten worden niet in strijd is met het Verdrag van Aarhus, omdat de toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden nog steeds mogelijk is voor individuele burgers of belangenorganisaties die voldoende representatief zijn.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het vereiste van voldoende representativiteit, gelet op de achterban en de omvang van de vertegenwoordigende vorderingen, expliciet in de wet is opgenomen. De leden van de SGP-fractie vragen de regering of zij het wenselijk acht dat de representativiteit van de belangenorganisaties ook getoetst zou kunnen worden aan het percentage donaties dat van leden afkomstig is. Zij verwijzen naar belangenorganisaties die met subsidie van het ministerie rechtsvorderingen starten tegen de Staat. Deze leden vragen de regering of zij wil reflecteren op de wenselijkheid van deze praktijk.
De leden van de SGP-fractie lezen dat voor vorderingen met een ideëel doel en met een zeer gering financieel belang artikel 3:305a lid 6 BW de rechter een mogelijkheid geeft om sommige inrichtingseisen voor belangenorganisaties niet toe te passen. In dat geval kan de belangenorganisatie geen schadevergoeding vorderen. De leden van de SGP-fractie overwegen dat het niet enkel gaat om het eisen van een schadevergoeding, maar dat de impact op de samenleving groot kan zijn indien een belangenorganisatie met geslaagd een beroep op het algemeen belang, met verminderde inrichtingseisen, haar rechtsvordering krijgt toegewezen. De leden van de SGP-fractie vragen de regering of deze controlerende taak niet primair bij het Parlement belegd zou moeten worden in plaats van in de rechtszaal.
De leden van de SGP-fractie lezen dat algemeen erkend wordt dat de rechter de representativiteit van belangenorganisaties indringend toetst. Deze leden vragen de regering of zij kan aangeven waarop deze stelling berust. Deze leden wijzen erop dat bijvoorbeeld in de zaak Stichting Privacy First t. De Staat der Nederlanden slechts in een enkele zin wordt vastgesteld, zonder kenbare toets, dat sprake zou zijn van representativiteit (r.o. 4.1). Kan in zulke gevallen gesteld worden dat de rechter voldaan heeft aan een indringende toets op het representativiteitsvereiste?
De leden van de SGP-fractie lezen dat belangenorganisaties ervaren dat de toegang tot de rechter door deze indringende ambtshalve toetsing van het representativiteitsvereiste moeilijker is geworden sinds de inwerkingtreding van de WAMCA. De leden van de SGP-fractie vragen de regering of en hoe de ervaring van belangenorganisaties is meegewogen in de beoordeling of de aanscherping in de WAMCA voldoende was om representativiteit te kunnen toetsen. Deze leden vragen of de ervaring van belangenorganisaties is afgewogen tegen andere ervaringen zoals van de rechterlijke organisatie of ministeries, provincies en andere overheidsinstellingen waartegen regelmatig geprocedeerd wordt door belangenorganisaties. De leden van de SGP-fractie vragen of de ervaring van belangenorganisaties doorslaggevend is geweest in de beslissing van de minister om de motie al dan niet uit te voeren. Zij vragen of de regering kan reflecteren op hetgeen genoemd onder kopje 4.1 in de beslisnota waarin uiteengezet wordt dat er een brief ontvangen is van Oxfam Novib, mede namens 26 andere maatschappelijke organisaties, waarin zij hun zorgen uiten over de motie en de wens uitspreken om in de reactie op de motie aan te sluiten bij de evaluatie die voor 2025 gepland is. Deze leden vragen of de brief van deze organisaties van enig doorslaggevend belang is geweest voor de reactie op de motie, gezien de overeenkomst tussen de wens van de organisaties en de reactie op de motie.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de WAMCA in 2025 geëvalueerd wordt en dat alle aspecten van de nieuwe regeling betrokken worden, waaronder het vereiste van voldoende representativiteit. Deze leden vragen de regering of bij de evaluatie een landenvergelijking met o.a. België en Duitsland gemaakt kan worden zoals voorgesteld door mr. Dr. Dijkstra en Prof.dr. Van der Meer in ‘Liberale Reflecties’. Wil de minister zich rekenschap geven van de verschillende benaderingen die in Europa mogelijk blijken?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de verkenning of er nadere vereisten met het oog op de representativiteit gesteld moeten worden, nu niet uitgevoerd wordt door de regering. Zij vragen de regering welke bezwaren er zijn, naast wat er in de reactie op de motie in de brief genoemd wordt, om een verkenning uit te voeren en de Kamer daarover te informeren.
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering voor het zomerreces met een reactie kan komen op dit schriftelijk overleg.