7 november 2022
Stoffer over materieel en personeel bij defensie
Op maandag 7 november 2022 sprak de Tweede Kamer tijdens een wetgevingsoverleg over onder andere het materieel bij defensie. Tijdens zijn bijdrage vroeg SGP-Kamerlid Chris Stoffer aandacht voor o.a. personeel bij defensie en onderzeeboten.
Een sterke krijgsmacht is bittere noodzaak. Het is alsof Poetin dat feit elke dag in hoogsteigen persoon in onze oren tettert! De vraag is: geven wij gehoor of zijn we Oost-Indisch doof?
Personeel
Een sterke krijgsmacht begint met voldoende goed opgeleide, goed betaalde en goed gemotiveerde mensen. Daar wringt momenteel overduidelijk de schoen. Ik ben me een hoedje geschrokken van de personeelsrapportages over de gelijktijdig dalende instroom en stijgende uitstroom van militairen, burgers en reservisten. Iets om als de wiederweerga mee aan de slag te gaan! Nu wil de staatssecretaris verder informeren richting de Verantwoordingsdag in mei ‘23, maar dat is nog zo ver weg dat ik hoop dat hij alvast een tipje van de sluier wil oplichten. Mijn concrete vragen:
- Welke delen uit de Contourenbrief ‘Behouden, binden en inspireren’ worden met prioriteit uitgevoerd? Waar liggen de quick wins?
- Moet het ‘dienjaar’ niet van meet af aan op grotere schaal worden opgezet, om sneller een serieuze bijdrage te kunnen leveren aan de werving?
Over dat dienjaar gesproken: als ik scholier of student was, zou ik het wel weten. Een jaar lang life skills en levenswijsheid opdoen, en nog betaald ook: wat een kans! Ik wens onze mensen bij Defensie veel succes met de uitrol van dit project.
Materieel
Algemeen
Dan een het kopje ‘materieel’, ik begin met aantal algemene vragen en opmerkingen. Dankzij de structurele verhoging van de defensiebegroting met €5 miljard, kan de krijgsmacht capaciteiten herstellen, moderniseren, vernieuwen en uitbreiden. Dat is van levensbelang. Maar ook een gigantische klus. Er spelen 140 materieelprojecten voor zowel maritiem, land en lucht als vastgoed en IT. De komende maanden zullen daarom meerdere DMP-brieven naar de Kamer gaan. Ik vraag de staatssecretaris:
- Kan het departement deze klus bolwerken, en zo nee, wat is daarvoor nodig? Is er bijvoorbeeld noodzaak tot een speciale taskforce, externe versterking, of iets anders?
- Rond investeringen vergroot Defensie de aandacht voor duurzaamheid en innovatie vergroten, en dat is begrijpelijk. Maar beaamt de staatssecretaris dat slagkracht en effectiviteit van materieel in deze unieke ‘tak van sport’ – de landsverdediging – prioriteit 1, 2 en 3 moet blijven?
- De SGP dringt ten derde aan op spoed. De wereld is onveilig; de vraag naar defensiespullen groeit, en de wachttijden navenant. De versnelde aanschaf van extra munitie, F-35’s en MQ-9 Reapers zijn volgens de SGP daarom uitstekende voorbeelden van hoe het ook kan en misschien wel moet. Wat is er volgens de staatssecretaris nodig om vaker snel te kunnen verwerven? Wordt dit punt nadrukkelijk meegenomen rondom de actualisatie van het DMP ?
- Mijn vierde vraag betreft het uitgangspunt van verwerving ‘van de plank, tenzij’. Gaat dit samen met een sterke en innovatieve Nederlandse defensie-industrie? Blijft Defensie, samen met EZK, nadrukkelijk openstaan voor ‘ventures’ met veelbelovende bedrijven?
Specifieke dossiers
Vastgoed
Eerst het vastgoed. Het Strategisch Vastgoedplan 2022 moet nog naar de Kamer komen, maar op basis van de halfjaarlijkse rapportage kom ik wel tot deze vraag: Kan ik erop vertrouwen dat op basis van de motie Stofffer sprake zal zijn van inzicht in, en vrijmaken van, de benodigde (additionele) middelen?
Onderzeeboten
Als laatste het onderzeebotendossier. Rond dit cruciale strategische wapensysteem is voortvarendheid nodig en ook getoond. Mijn zorg – dat weet de staatssecretaris, daar zit volgens mij ook zijn zorg – ligt in de uiteindelijke, feitelijke en wezenlijke betrokkenheid van onze defensie-industrie, en dat in alle fasen: van ontwerp t/m instandhouding. En dus zéker niet alleen de instandhouding. De Kamer heeft deze wens al vaak via vele moties te kennen gegeven. Maar de vraag blijft: zijn en worden die moties ook naar behoren uitgevoerd?
Ook de Nederlandse industrie zélf maakt zich hierover grote zorgen. Kunnen de drie werven de Nederlandse betrokkenheid niet al te eenvoudig omzeilen, en gaat de buit simpelweg naar de goedkoopste optie? Horen we dus niet allerlei mooie beloften die uiteindelijk niet waargemaakt worden, zoals we ook zagen in het onderzeebootdebacle tussen Australië en Frankrijk?
Nu vraag ik de staatssecretaris niet om ijzer met handen te breken. Maar ik vraag hem wél voor onze maritieme industrie figuurlijk tot de bodem te gaan!
Want wat er in de tender staat is uiteindelijk bepalend. De staatssecretaris heeft gekozen voor een puntensysteem.
Mijn kernvraag is als volgt, en ik hoop op een nauwgezet antwoord:
- Hoe zorgen we dat wat de hele Kamer wil ook leidt tot de meeste punten?
- Stel dat intensieve samenwerking met een Nederlands bedrijf de kostprijs verhoogt – hoewel het natuurlijk een grote maatschappelijke ‘return on investment’ oplevert, alleen al voor regio’s als Zeeland – hoe voorkomen we dan dat dit teveel punten kost?
Ik sluit af met nog een drietal vragen.
- Hoe is de staatssecretaris gekomen tot zijn definitie van ‘kritieke systemen’, die toch veel beperkter blijkt dan bijvoorbeeld de ‘Onderzeebootplaat’ van het NIDV/Dutch Underwater Knowledge Center?
- Hoe kan hij, samen met EZK, de Industrial Cooperation Agreement (ICA) zo stevig mogelijk neerzetten? Wil hij toezeggen dat het leveringscontract pas getekend wordt wanneer er een ICA ligt die sterk genoeg is voor de Nederlandse defensie-industrie? Krijgt de Kamer hier dan ook nader inzicht in?
- Blijft hij, tot slot, gaan voor maximale Nederlandse betrokkenheid van A tot Z; dus van ontwerp tot bouw en onderhoud?