20 juni 2014
SGP wil meer inzicht in oorzaken van suïcidaal gedrag
Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het gebrek aan kennis over de onderliggende oorzaken van suïcidaal gedrag (ingezonden 26 mei 2014).
Antwoord van Minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 20 juni 2014).
Vraag 1
Kent u het artikel «Mental health: A road map for suicide research and prevention»1 , waarin staat dat er een gebrek aan kennis is over de oorzaken van suïcidaal gedrag?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Hoe beoordeelt u het feit dat het aantal zelfdodingen in Nederland met 30% is toegenomen in de periode 2008–2012?
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat het aantal zelfdodingen fors daalt?
Antwoord 2 en 3
Het is mij bekend dat het aantal suicides is toegenomen gedurende de aangegeven periode met 30%. Ik heb dit percentage ook vermeld in mijn brief van 24 januari 2014 waarbij ik de Landelijke agenda suicidepreventie en de Jaarrapportage vermindering suicidaliteit 2013 aan uw Kamer heb aangeboden. Uiteraard vind ik het van belang dat het aantal suicides zal afnemen. Daarom ben ik verheugd dat landelijke partijen gezamenlijk de Landelijke agenda suicidepreventie hebben gefomuleerd waar gedurende 2014 tot en met 2017 uitvoering aan zal worden gegeven. Belangrijke inzet van deze agenda is gericht op de vroegsignalering en verbetering van de hulpverlening.
Vraag 4 en 8
Wat vindt u van de stelling van Prof. Dr. Aleman en Prof. Dr. Denys dat er onvoldoende kennis wordt opgebouwd over de onderliggende oorzaken van suïcidaal gedrag en de behandeling ervan?
Bent u bereid meer te investeren in onderzoek naar de onderliggende oorzaken van suïcidaal gedrag en de behandeling ervan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4 en 8
Het is de verantwoordelijkheid van de beroepsgroep(en) zelf om daar waar leemtes in kennis zitten op het terrein van oorzaken en/of behandeling, wetenschappelijk onderzoek op te zetten en uit te voeren. Er is veel onderzoek beschikbaar over oorzaken die ten grondslag kunnen liggen aan suicide zoals depressie, scheiding en alcoholisme, kennis over de mechanismen die leiden tot suïcidaal gedrag is nog voor verbetering vatbaar.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de conclusie dat er overtuigend bewijs is dat adequate preventie en behandeling van bepaalde aandoeningen, zoals depressie en alcoholverslaving, zelfmoordcijfers kunnen verlagen?
Antwoord 5
Deze conclusie is heel belangrijk, maar biedt geen nieuwe inzichten. Adequate preventie in de zin van vroegsignalering, maakt dan ook deel uit van de eerder genoemde Landelijke agenda suïcidepreventie. Daarnaast zal ook aandacht worden besteed aan verbetering van implementatie van de richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag, met het oog op verbetering van de hulpverlening. In genoemde richtlijn wordt aandacht besteed aan de genoemde aandoeningen.
Vraag 6
Deelt u de mening dat suïcidaliteit niet moet worden gezien als een medische complicatie, maar als een aparte stoornis?
Antwoord 6
Ik laat het aan de beroepsgroep over om te beoordelen op welke wijze zij suicidaliteit willen classificeren.
Vraag 7 en 9
Bent u voornemens naar aanleiding van dit onderzoek meer aandacht te besteden aan preventie van suïcide? Zo nee, waarom niet?
Welke mogelijkheden voor aanscherping van de Landelijke agenda suïcidepreventie 2014–2017 ziet u naar aanleiding van dit onderzoek?2
Antwoord 7 en 9
Ik deel de opvatting dat het van belang is om in te zetten op preventie van suïcide. Met de voorgestelde aanpak in de Landelijke agenda suïcidepreventie, wordt hieraan gedurende 2014–2017 gevolg gegeven. Ik heb daar € 1,1 miljoen voor vrijgemaakt. Ik hoop dat de activiteiten zullen bijdragen aan het terugdringen van de suïcidecijfers. Uiteraard zal ik de Kamer zoals gebruikelijk periodiek informeren over de ontwikkeling van deze cijfers.