5 december 2012

Ruim baan voor leraren

Roelof Bisschop pleit bij de begroting onderwijs voor meer ruimte voor leraren. Zij weten het namelijk beter dan politici. De regering moet de daad bij het woord voegen: minder verantwoording, minder bureaucratie! Dat kan bijvoorbeeld door het aanpakken van de Inspectie. Het toezichtkader kan voor een belangrijk deel niet door de wettelijke beugel (zie manifest  Inspectie getoetst.doc )


Begroting onderwijs
Roelof Bisschop
5 december 2012

Van goed naar excellent onderwijs, dat is natuurlijk een prachtige ambitie, maar de vraag die onmiddellijk opkomt is: hoe wordt die ambitie ingevuld en wat betekenen die begrippen? Wat is excellent onderwijs? De tweede vraag die daarmee samenhangt, is: brengt het voorgenomen beleid dit dichterbij? Naar mijn vaste overtuiging is de vrijheid van onderwijs voor alle geledingen, voor alle levensovertuigingen van cruciaal belang, wil je als overheid de stap van goed naar excellent onderwijs überhaupt kunnen maken. Dat heeft ermee te maken dat opvoeding en onderwijs in elkaars verlengde verzorgd kunnen worden, en dat is een basisvoorwaarde voor een veilig leerklimaat.

Ik had mij voorgenomen om een viertal punten aan de orde te stellen. In de eerste plaats wil ik een moment stilstaan bij het doel van onderwijs, in de tweede plaats bij de bekostiging ervan, in de derde plaats ga ik in op het toezicht en in de vierde plaats op het thema vertrouwen. Dan sluit ik af met enkele losse opmerkingen. 

  1.  

Allereerst het doel van het onderwijs. Je kunt geen krant opslaan en geen debat over onderwijs meemaken, of rekenen en taal komen naar voren. Dat is vreselijk belangrijk, daar ben ik het van harte mee eens. Goed onderwijs, excellent onderwijs is echter veel meer dan alleen rekenen en taal. Het risico van deze eenzijdige nadruk op thema's als rekenen en taal is dat het belang van brede vorming, echt vormende elementen die in het onderwijs behoren te zitten en die van cruciaal belang zijn voor de pedagogische vorming van kinderen uit het oog wordt verloren. Ik denk bijvoorbeeld aan een pabo die besluit om minder te doen aan het vak muziek. Ik denk aan een leraar in het basisonderwijs die een klassenproject schrapt omdat er geen tijd meer voor is, omdat er wel een extra half uur per dag aan taal en/of rekenen moet worden besteed. Ik denk aan CKV, dat in het voortgezet onderwijs misschien eigenlijk wel zou kunnen worden afgevoerd. 

Ik zou graag van de minister horen hoe zij aankijkt tegen het aspect van brede vorming, naast het accent dat terecht ook wordt gelegd op rekenen en taal. Er dreigt naar onze overtuiging een forse verschraling. Dat heeft ook te maken met de economisering in het denken over onderwijs. Resultaatgericht, prima, daar kan toch niemand op tegen zijn? Maar als dat alles is, dan is het wel heel magertjes. 

Typerend vind ik ook de gang van zaken rond de afschaffing van de maatschappelijke stage. Laat ik "afschaffing" nog even achterwege laten, de gang van zaken rond de maatschappelijke stage. Ik weet niet precies hoe lang het heeft geduurd, ik denk een jaar of voordat er uiteindelijk een model was waarmee de scholen aan de slag konden gaan. Dat is twee, tweeënhalf, drie jaar geleden ingevoerd. Alle scholen hebben nu inmiddels een vorm gevonden waarin zij aan de maatschappelijke stage inhoud geven en hun leerlingen op die manier een extra stuk vorming bieden, en nu wordt het afschaft. Als er iets is wat het overheidsbeleid ongeloofwaardig maakt, dan zijn het wel dit soort praktijken. 

Een laatste punt bij dit kopje, het doel van het onderwijs, betreft de uniforme eisen die worden gesteld aan de ‘doe-leerlingen’, de leerlingen die cognitief relatief weinig bagage hebben maar die juist door hun praktische instelling een heel eigen talent hebben, eigen kwaliteiten en competenties. Aan hen worden onverminderd dezelfde eisen gesteld op theoretisch vlak als aan leerlingen die over meer bagage beschikken. Dit moeten wij niet willen. Als onderwijs moet je hierin duidelijk differentiëren. Ik denk dat het onderwijs er zeer bij gediend is als wij kunnen besluiten dat hier heel duidelijk sprake is van verschillende referentieniveaus. Ik hoor graag hoe de minister dit denkt aan te pakken.  

  1.  

Uitgangspunt voor de bekostiging is dat scholen helder en toereikend worden gefinancierd. Het tweede uitgangspunt is dat scholen gewoon fatsoenlijk rond moeten komen. Ik ga niet in op allerlei problemen die zijn ontstaan. Collega's hebben dat in voldoende mate benoemd. Ik zou de afkeer maar herhalen die daarbij is uitgesproken over de wijze waarop beleid werd gevoerd door sommige bestuurders. Ik laat dat rusten, maar ik wil wel de vinger leggen bij de vraag naar helderheid en toereikendheid. Is het beleid van de financiering van het onderwijs nog wel voldoende helder en toereikend? Komt dat niet in het gedrang? Er is een basisfinanciering, jazeker. Alleen, die staat wel onder druk. Er worden als het ware bedragen onttrokken aan die basisbekostiging, die gelabeld in het onderwijs worden teruggezet. Op die manier worden er dan door middel van een prestatiebox uitdagingen in een school neergelegd. Daar zou een school voor moeten gaan. 

Ik vraag mij af of wij als overheid op die manier niet te ver treden, niet zozeer in het wat wij willen, maar in het hoe wij willen. Scholen moeten volgens mij vooral de ruimte krijgen om eigen keuzes te maken. Er is niet meer sprake van één zak geld, van een lumpsumfinanciering, maar van steeds meer zakjes geld die op onderdelen een zwaardere verantwoordingslast en een steviger controle met zich meebrengen. Dat zijn zaken waarvan wij absoluut niet blij worden. Wij hebben een amendement op dit punt ingediend en geven de collega's graag in overweging om dat te steunen. Daarmee kunnen wij een daad stellen: dit moet anders. Scholen zijn gebaat bij een heldere, transparante en eenduidige financiering, zodat ze zelf hun keuzes kunnen maken. Dat leidt tot kwaliteit.

 

  1.  

Ik kom op het derde punt, namelijk het toezicht. Het volgende adagium is eerder al verwoord. De overheid gaat over wat er moet worden aangeboden in het onderwijs, en de scholen gaan erover hoe dat in het onderwijs vorm krijgt. De scholen maken de didactische, methodologische en pedagogische keuzes. Dit zouden wij zonder meer als basisuitgangspunt moeten hanteren. Wij signaleren dat er nadrukkelijk sprake is van overcontrole. Mijn fractie heeft heel bewust de vinger gelegd bij de controle zoals die op dit moment door de inspectie plaatsvindt. Daarover hebben wij een factsheet opgesteld. Ik noem een paar voorbeelden die daarin staan. Het gaat daarbij om controles die de inspectie uitvoert, maar die geen wettelijke basis hebben. Ik noem het handelingsgericht werken. De inspectie vraagt om handelingsplannen. Ik ben er niet zeker van of hier bij alle inspectiebezoeken om wordt gevraagd, maar wij zijn er ettelijke malen tegenaan gelopen. Men vraagt ook om handelingsplannen voor leerlingen die geen extra ondersteuning nodig hebben. Als je het hebt over onnodige bureaucratische belasting, dan is dit er nadrukkelijk een voorbeeld van.

Een ander thema waarop de inspectie toetst, is opbrengstgericht werken. In de wet worden alleen de resultaten genoemd. Aan de scholen wordt echter een uitgebreide verantwoording gevraagd over de manier waarop zij tot die resultaten komen. Hieruit blijkt een overkill aan controle. Dat moeten we niet willen. Ik heb ten behoeve van de Kamerleden een niet uitputtende factsheet bij de Griffie afgegeven, met het verzoek om dat onder de leden te verspreiden. Op die manier kunnen zij zelf zien wat de kwaliteitsaspecten zijn die in het toetsingskader een plek hebben. Zij kunnen ook beoordelen hoe zich dat verhoudt of niet verhoudt tot bijvoorbeeld de wettelijke regelgeving. Ik vraag ook de minister wat zij aan deze handelwijze van de inspectie denkt te doen. Ik zou het "de inspectie getoetst" willen noemen. Laten wij ook dit eens tegen het licht houden. Dit kon weleens een belangrijk punt worden bij de verlichting van de plicht voor administratieve verantwoording die op scholen rust. Op die manier kunnen scholen weer veel meer toekomen aan hun eigenlijke taak. 

  1.  

Ik kom op mijn vierde punt, namelijk vertrouwen. Ik erken dat ik buitengewoon verrast werd door de warme toon die op dit punt wordt aangeslagen in de regeringsverklaring en in het regeerakkoord. Ik citeer daaruit. Vertrouwen, een slanke overheid en geen bureaucratische verantwoording en bureaucratische verantwoordingslast; het hoort allemaal bij elkaar. Daarna volgt: "Dat begint ermee dat werknemers in de zorg, in het onderwijs, maar ook bij de politie genoeg ruimte moeten krijgen om hun vakmanschap volledig te kunnen inzetten voor de samenleving. Dat betekent minder verantwoording en controle, meer vertrouwen en meer mogelijkheden om als vakman of vakvrouw promotie te maken". Een ander citaat is het volgende. "We zetten het mes in regels die ondernemerschap in de weg staan." Ik wil dat graag niet alleen betrekken op de economische sector, maar ook op de andere sectoren. Dit zijn behartenswaardige woorden. Ik denk dat de Nederlandse samenleving hier behoefte aan heeft.

Eerder in dit debat heb ik geluisterd naar bevlogen collega's. Als ik mij goed herinner, vroeg mevrouw Straus hoe het komt dat docenten die ooit bevlogen begonnen, in de loop van de tijd hun bevlogenheid verliezen. Als remedie tegen dit verlies aan bevlogenheid wees zij op waardering. Ik denk dat zij gelijk heeft. Volgens mij is waardering wel een punt dat je nader moet definiëren. Wat is waardering? Cruciaal voor waardering is vertrouwen. Je geeft de vakman of de vakvrouw het vertrouwen. Je zegt tegen hem of haar: je hebt voor het onderwijs gekozen omdat je iets hebt met het begeleiden van kinderen, omdat je iets hebt met een vak enzovoorts.

Wij vertrouwen erop dat je daartoe in staat bent. Je laat gewoon zien dat die kinderen hun bestemming bereiken. Dan heb je een basisverantwoording. Die mechanismen zitten allemaal al lang in het systeem. Volgens mij moeten wij toe naar het afkrabben van een heleboel verantwoordingplicht die de arbeidsvreugde van werknemers in het onderwijs in hoge mate vergalt. Daarvoor hebben ze het onderwijs niet gekozen. Ze hebben er niet voor gekozen administratieve verantwoording te doen.

Dan nog enkele losse opmerkingen. Ik vraag aandacht voor het mbo. Er is sprake van zowel de herziening van kwalificaties als de voorgenomen wijziging van het aanbod van opleidingen. De signalen die uit het mbo komen, komen nadrukkelijk hierop neer: zorg ervoor dat die zaken gelijktijdig kunnen worden uitgevoerd. Collega Van Dijk heeft aandacht gevraagd voor onderzoekscholen. Ik sluit mij daar graag bij. Een heleboel onderwerpen heb ik nog niet genoemd, maar dat doe ik niet om des tijds wille. Van goed naar excellent onderwijs. Ik denk dat wij een goede kans maken om die stap te zetten, maar ik nodig de minister en de staatssecretaris van harte uit om in een constructief gesprek met de Kamer de nodige bijstellingen aan te brengen in het voorgenomen beleid.

 

 Inspectie getoetst.doc