12 februari 2014

Plasterk (II)

Aan de orde is het debat over het verzamelen van 1,8 miljoen metadata van telefoonverkeer door de Nederlandse veiligheidsdiensten.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. De SGP-fractie hecht er zeer aan dat wat een bewindspersoon naar buiten brengt, ook klopt. Als er onverhoopt iets misgaat, moet er expliciet en onverwijld herstel plaatsvinden. Essentieel is dat royaal invulling wordt gegeven aan de inlichtingenplicht van artikel 68 van de Grondwet. Dat is een van de pijlers van ons parlementaire stelsel. Dat geldt zeker ook als het om gevoelige informatie gaat waarop openbare controle maar beperkt mogelijk is, zoals bij de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Wij als SGP-fractie hebben tijdens dit debat daarom een kritische inbreng gehad. De minister van Binnenlandse Zaken heeft de kou uit de lucht gehaald door ruiterlijk excuses aan te bieden over het feit dat hij in de media onvoldoende terughoudend is geweest en daarmee ook de Kamer op het verkeerde been heeft gezet. Zijn boodschap was helder -- ik citeer -- "dat was buitengewoon onverstandig", "niet voor herhaling vatbaar" en "u mag van mij verwachten dat ik dat niet opnieuw doe". Dat is een belofte voor de toekomst die niet vrijblijvend is.

Een lastiger punt was het openbaar rechtzetten van informatie die niet bleek te kloppen. Eerlijk is eerlijk, voor deze steen op de maag is nog geen bevredigende oplossing gevonden. Dit ongemak werd door de bewindslieden herkend. Zij hebben toegezegd om hierop indringend terug te komen in het kader van het rapport van de evaluatiecommissie-Dessens. Dat bevat een groot aantal aanbevelingen op het terrein van coördinatie, sturing en toezicht. Het is de koninklijke weg om daarop inderdaad tijdens dat debat terug te komen. Belangrijk voor mijn fractie is de onomwonden erkenning van de bewindslieden dat bij verkeerde informatie aan de Kamer altijd rectificatie nodig is.

In het licht van deze omstandigheden ziet de SGP-fractie, alles afwegend, geen grond voor het steunen van een motie van wantrouwen. Wij vertrouwen erop dat de minister van Binnenlandse Zaken ernst wil maken met het geloofwaardig en vertrouwenwekkend invulling geven aan zijn rol ten opzichte van de veiligheidsdiensten en zijn verhouding tot het parlement. Het is aan hem, dit vertrouwen niet te beschamen.