21 december 2022

Opiniestuk Roelof Bisschop in de NRC: Het kabinet is geen actiegroep

Op maandag 19 december 2022 publiceerde de NRC een opiniestuk van SGP Tweede Kamerlid Roelof Bisschop over emancipatie. Dit stuk is te lezen op de website van de NRC en staat ook hieronder weergegeven.

Onlangs verscheen de ‘Emancipatiebrief’ van minister Robbert Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, D66). Inhoud en toon van dit epistel verraden een activisme dat we kennen van organisaties als het COC. Het kabinet is echter geen actiegroep. Wie de brief leest, krijgt de indruk dat er een soort oorlog woedt van hen die klassieke opvattingen over gender en seksualiteit koesteren tegen degenen die de seculiere ‘verworvenheden’ omhelsd hebben. Beladen woorden als ‘onder vuur liggen’, ‘bevechten’, ‘frontale aanval’ en ‘pushback’ onderstrepen deze militante houding.

Je zou bijna gaan denken dat minister Dijkgraaf stuivertje heeft gewisseld met z’n collega en partijgenoot Kajsa Ollongren (Defensie).

Genderideologie
In diezelfde richting wijst de manier waarop het kabinet personen en organisaties die de genderideologie níet onderschrijven in een paar woorden buiten spel zet. Wie een mening over gender die tot voor kort gemeengoed was in een pennenstreek afserveert als „ultraconservatief”, drukt mensen bewust in een hoek.

Het gebruik van het voorvoegsel ‘anti’ is ook populair. Het kabinet spreekt van een anti-genderbeweging, terwijl deze organisaties gewoon voor het gezin zijn. Het woord anti-homoverklaring is ook favoriet, hoewel de NOS het gebruik ervan terecht rectificeerde. Met zulke kwalificaties wordt een serieuze discussie al bij voorbaat in de kiem gesmoord.

De brief van het kabinet, en de lobbyrapporten die eraan ten grondslag liggen, missen elk onderscheidend vermogen. Alle tegenstanders van het kabinetsbeleid krijgen het stigmatiserende etiket ‘religieuze extremisten’ opgeplakt. Alsof er geen verschil is tussen enerzijds duistere clubs die haat zaaien en geweld niet schuwen, en anderzijds personen die klassiek-christelijke opvattingen uitdragen over seksualiteit en gender. Als daarbij in lobby-rapporten ook nog eens gesuggereerd wordt dat er sprake is van een internationale samenzwering die met duister geld gefinancierd wordt, riekt dat zelfs naar complotdenken.

Bondgenoten
Doordat het kabinet partij is geworden in een ideologisch gewapend conflict, mist het het vermogen om ook kritisch te kijken naar de rol van zijn bondgenoten. Het is ronduit zorgelijk dat het kabinet op geen enkele manier lijkt te onderkennen dat ook een lobby voor genderbeleid, zoals elke lobby, kan verworden tot een ideologie. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer men pleit voor genderidentiteit als een absoluut recht waaraan alle rechten van anderen, zoals kinderen, op voorhand ondergeschikt zijn of moeten worden gemaakt. Op zulke momenten moet juist de overheid klaarwakker zijn en bescherming bieden, zeker aan hen die tegen de stroom in zwemmen. Dat is het wezen van haar taak.

De minister maakt zich terecht zorgen over de ‘verhardende toon’. Woorden doen ertoe. Niet alleen die van parlementariërs, maar niet minder die van bewindslieden. Helaas groeit dat probleem alleen maar doordat het kabinet zich steeds actiever in de ‘ideologische strijd’ mengt. Het is niet vreemd dat de overheid door vredelievende burgers met een diepgewortelde overtuiging steeds meer als een bedreiging wordt ervaren. En als diezelfde overheid niet langer waarborgt dat iedereen een gelijk speelveld heeft maar politieke meerderheden extra munitie krijgen verstrekt om minderheden verder onder druk te zetten, moet je niet raar opkijken als het wantrouwen groeit en de afstand tussen politiek en burger groeit. Dit radicale activisme wringt met de eisen van de democratische rechtsstaat.