13 januari 2016
Nieuwe Voorzitter TK
Het debat dat wij nu voeren is bijzonder. Bijzonder vooral omdat we na het terugtreden van mevrouw Van Miltenburg ‘tussentijds’ een nieuwe Kamervoorzitter moeten kiezen. En ik maak graag van de gelegenheid gebruik om haar te bedanken voor haar enorme inzet.
We kiezen vandaag de 60e voorzitter sinds 1815, nu ruim 200 jaar geleden. Sommigen van hen smaakten het genoegen meerdere periodes te mogen dienen
Nú al staat vast dat dit Kamervoorzitterschap van korte duur zal zijn. Maximaal ruim een jaar, en als er politieke brokken worden gemaakt zelfs nog korter. De voorzitter zou dan met een beetje pech dan wel eens de kortst-zittende kunnen worden sinds 1945. Maar wie weet, misschien blijkt degene die vandaag uit de stembus rolt wel zó’n talent, dat hij of zij, indien bij de volgende verkiezingen opnieuw als kamerlid gekozen, óók nog een herverkiezing tot Kamervoorzitter in de wacht sleept….
Hoe dat loopt, moeten we afwachten, maar het feit dat we spreken over een soort interimvoorzitter, geeft al direct aan dat grote ambities op dit moment niet aan de orde kunnen zijn. In de sollicitatiebrieven geven de vier kandidaten die nu in vak k zitten te blaken van zelfvertrouwen, ervan blijk dat ze dit begrepen hebben. Ik zou zeggen: voorlopig geen andere ambities dan het in goede banen leiden van het debat en de net gereorganiseerde ambtelijke ondersteuning van het ‘Kamerbedrijf’.
De SGP-fractie wil op dit moment twee punten aan de orde stellen, gericht aan alle kandidaten..
Ten eerste de interruptiemanie - zoals het overigens al in 1911 werd genoemd!! Niets nieuws onder de zon dus…. Het RvO is kort en zakelijk op dit punt. Artikel 57 stelt: “De voorzitter kan interrupties toelaten. Deze dienen te bestaan uit korte opmerkingen of vragen zonder inleiding.” Toen ik dit pas geleden nog eens las, moest ik m’n ogen even uitwrijven, maar het staat er toch écht: korte opmerkingen en vragen zonder inleiding.
Aan de vier kandidaten deze vraag: hoe gaat u, mocht u gekozen zijn, hiermee om? Op basis van dit artikel staat u sterk als u direct afkapt bij meer dan drie zinnen. Of kijkt u hier anders tegen aan?
Het tweede punt is de ordehandhaving bij onparlementair taalgebruik, opruiing of het schenden van de geheimhouding. Ik heb het Reglement er weer even bijgehaald. Drie bepalingen gaan hierover, de artikelen 58, 59 en 60, in de volgorde van kwaad tot erger: waarschuwing, ontneming van het woord en uitzetting. Opvallend is dat een eenvoudige waarschuwing (58) naar de letter van het RVO een plicht is van de voorzitter! Het ontnemen van het woord en het uitsluiten van de vergadering zijn daarentegen kan-bepalingen.
Met deze wetenschap in het achterhoofd zou ik aan de kandidaten de volgende casus willen voorleggen: wat doet u concreet als op dit spreekgestoelte een spreker zijn bijdrage aan het debat als volgt zou inzetten: “Mijnheer de Voorzitter, psychologen, biologen, etymologen, en neurologen hebben jarenlang gezocht naar een echte, grote, herzenloze onbenul. Wat is dat precies? Hoe ziet die er uit? Wat doet hij? Wel, zojuist is het raadsel opgelost. De grootste onbenul ooit heeft een gezicht gekregen! Daar zit hij: de voorgaande spreker! Tenminste, dat vind ik!”
Om misverstanden te voorkomen: het gaat om een volstrekt theoretische casus. Staat dus volkomen los van de voorgaande spreker!
Tot slot nog een vraag aan de individuele kandidaten naar aanleiding van hun brieven.
Mevrouw Arib schrijft heel stellig: de rol van de Kamervoorzitter is dienend. Dat begrijp ik, want de Kamervoorzitter is in de praktijk altijd ondergeschikt aan het Reglement van Orde, en bij een multi-interpretabel RvO aan de helft + 1. Maar, zo zou ik haar willen vragen: de Kamervoorzitter heeft toch ook een sturende rol, óók in het politieke proces. Hoe kijkt zij daar tegen aan?
De brief van de heer Bosma spreekt mij als historicus alleen al aan omdat hij maar liefst 552 jaar terug gaat in de geschiedenis en daarmee blijk geeft te beseffen dat wij in een rijke en mooie traditie staan. Positief is dat in zijn brief ook het woord dualisme valt. Aan hem de vraag: hoe wilt u als Vóórzitter de Kamer – in de woorden van de door hem geciteerde oud-voorzitter Vondeling – leeuw maken en tegelijkertijd diezelfde Kamer kooien?
Collega Elias heeft een enthousiaste brief geschreven waarin de termen onafhankelijk en bovenpartijdig mij deugd doen. Waar zijn prioriteit ligt moge helder zijn: voorzitten. Waar hij heel expliciet op in gaat is de interruptiehonger. Terecht zegt hij: er moet doorgevraagd kunnen worden als er geen antwoord wordt gegeven. Maar één zin daarna volgt de passage: “Als er steeds hetzelfde zinloze zijpad in interrupties ingeslagen wordt moet de voorzitter afkappen.” Aan hem de vraag: kunt u helder definiëren wat een zinloos zijpad is?
Tenslotte mevrouw Van Toorenburg. Zij noemt als enige de voorbeeldrol van de Tweede Kamer. Dat doet me goed. Alleen werkt zij dit begrip slechts uit als het gaat om de informatiepositie van de Kamer. Onderbelicht blijft hoe zij dat ziet in dé stoel, dus bij het leiden van de debatten. Daarom zou ik van haar graag horen hoe zij, mocht zij gekozen worden, concreet inhoud denkt te geven aan de voorbeeldrol van de Kamer tijdens debatten.
Voorzitter, wie van de kandidaten ook gekozen wordt, de SGP dankt hen allen voor hun bereidheid zich te kandideren, en ziet met belangstelling hun reacties tegemoet.