Moskee-internaten

NRC-handelsblad stelt dat het gemeentebestuur van Rotterdam jarenlang welbewust lakse en onveilige moskee-internaten heeft getolereerd. De SGP heeft daarover vragen gesteld aan de minister van Binnenlandse Zaken. Er mag geen gedoogcultuur zijn rond moskee-internaten, zeker niet als het gaat om kinderen en brandveiligheid. In dat opzicht mag er geen verschil gemaakt worden tussen een kinderopvang of een moskee. Mogelijke vriendjespolitiek of cliëntelisme mag geen enkele kans krijgen.

Schriftelijke vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de minister van BZK over berichtgeving dat het gemeentebestuur Rotterdam jarenlang willens en wetens lakse moskee-internaten tolereerde

• Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving waarin wordt gesteld dat het gemeentebestuur Rotterdam willens en wetens jarenlang lakse moskee-internaten heeft getolereerd?[i] Hoe beoordeelt u dit bericht?
• Hebben de genoemde gebouwen inderdaad een groot gevaar gevormd voor de veiligheid van kinderen en bezoekers?
• Indien de berichtgeving juist is, hoe valt te verklaren dat het toezicht hierop zo ernstig heeft gefaald?
• Hoe beoordeelt u het feit dat gemeentebestuurders vele ernstige ambtelijke signalen hebben gekregen omtrent de onveilige situatie, maar geen actie hebben ondernomen?
• In hoeverre is in deze casus in uw ogen de integriteit van de gemeentebestuurders in het geding? Welke acties wilt u in dit verband nemen?
• In hoeverre is gewaarborgd dat in de lokale toezichtsystematiek vriendjespolitiek en cliëntelisme geen kans krijgen? Verdient dit aanscherping?
• Hoe beoordeelt u in deze casus het ‘toezicht op het toezicht’? Op welke wijze kreeg in deze casus het toezicht op het gemeentebestuur gestalte en is dit op adequate wijze gebeurd?
• Wilt u in verband met het voorgaande tevens ingaan op de recente verschuiving van het ‘toezicht op toezicht’ van de Inspectie Leefomgeving en Transport naar de provincies? Zijn provincies nu voldoende toegerust voor hun interbestuurlijke toezichtstaak? Hoe beoordeelt u de vraagtekens die hierbij zijn geplaatst, onder meer door de provincies zelf?
• Op welke wijze wordt de positie van mogelijke klokkenluiders in deze zaak beschermd?