31 augustus 2016

Godsdienstvrijheid islamitische landen

Antwoorden van de Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de leden Van der Staaij (SGP), De Roon (PVV) en Voordewind (ChristenUnie) over de beperking van godsdienstvrijheid in islamitische landen.

  1. Kent u het bericht “Minste vrijheid in islamitische landen”?
    Ja.
  2. Deelt u de in het artikel genoemde conclusies van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken dat islamitische landen voorop lopen in het beperken van godsdienstvrijheid?
  3. Kunt u de achtergrond van deze beperkingen van godsdienstvrijheid door islamitische landen duiden? Hoe beoordeelt u de oorzaken en de gevolgen?
  4. Kunt u cijfers verstrekken van het aantal christenen en kerken dat in de afgelopen periode getroffen is door het geweld in islamitische landen?
    Antwoord vraag 2, 3 en 4
    Het rapport van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken geeft voor bijna 200 landen een overzicht van de ontwikkelingen op het gebied van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Het kabinet deelt de in het rapport geuite zorgen over beperkingen van de godsdienstvrijheid in de verschillende regio’s. In veel landen waar sprake is van beperking van godsdienstvrijheid vinden deze beperkingen plaats op basis van nationale blasfemiewetgeving die in strijd is met universeel erkende mensenrechten. Niet-statelijke groepen als ISIS en Boko Haram blijken daarbij de grootste schenders te zijn. Uit het rapport blijkt tevens dat niet alleen in islamitische landen sprake is van beperking van godsdienstvrijheid. Ook in o.a. Rusland, Angola en Hongarije is een verdere verslechtering van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging geconstateerd. Naast deze waargenomen verslechtering in een groot aantal landen, wordt in het rapport van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken ook melding gemaakt van enkele positieve ontwikkelingen in onder andere Vietnam, de Centraal Afrikaanse Republiek en de Verenigde Arabische Emiraten.
    Het is niet mogelijk om precieze cijfers te verstrekken van het aantal christenen en kerken dat in de afgelopen periode getroffen is door geweld in islamitische landen. De ranglijst christenvervolging 2016 van Open Doors oordeelt dat er wereldwijd afgelopen jaar 7.100 christenen zijn vermoord. Dit aantal representeert echter niet alleen christenen in islamitische landen.
  5. Wat wordt door Nederland concreet gedaan ten aanzien van godsdienstvrijheid in islamitische landen, en met welke effecten? Welke landen zijn de afgelopen jaren op welke wijze en in welke concrete situatie(s) aangesproken op het inperken van de godsdienstvrijheid?
  6. Bent u bereid dit rapport te benutten om opnieuw – indien mogelijk in internationaal verband – islamitische overheden en organisaties die schuldig zijn aan ernstige beperking van de godsdienstvrijheid, kritisch aan te spreken op hun houding ten aanzien van geloofsvrijheid? Zo ja, op welke wijze gaat u dit doen?
    Antwoord vraag 5 en 6
    Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is al sinds 2007 een prioriteit in het Nederlandse mensenrechtenbeleid. De Nederlandse inzet vindt onder meer plaats in islamitische landen. Zo worden bijvoorbeeld vanuit het Mensenrechtenfonds organisaties gesteund die bijdragen aan de bevordering van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Daarnaast wordt dit thema door de ambassade en op politiek en hoog ambtelijk niveau met overheden besproken in landen waar deze vrijheid onder druk staat of het recht hierop wordt geschonden. Ook de mensenrechtenambassadeur besteedt tijdens zijn reizen aandacht aan vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Een voorbeeld hiervan is Pakistan, waar de mensenrechtenambassadeur tijdens de gesprekken met de overheid en ngo’s onder andere blasfemie en de situatie van religieuze minderheden (Christenen, Ahmadi’s en Hindu’s) besproken heeft.
    De multilaterale inzet van Nederland vindt plaats in EU en VN-verband (met name de Mensenrechtenraad en de Derde Commissie AVVN). Hierbij worden de EU-richtsnoeren (EU-Guidelines on the Promotion and Protection of Freedom of Religion or Belief) gevolgd, en specifieke acties als demarches en verklaringen uitgevoerd.
    Graag verwijs ik naar de Mensenrechtenrapportage 2015 die op 21 juni 2016 naar uw Kamer is gestuurd voor andere voorbeelden van de Nederlandse inzet op het gebied van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging (32 735, nr. 154).
  7. Wat is de huidige status van de pilots godsdienstvrijheid welke ook in islamitische landen lopen, en wat zijn de bereikte effecten? Op welke wijze is of wordt uitvoering gegeven aan de motie Voordewind/Van der Staaij over het breder uitzetten hiervan in andere landen?
    De pilot godsdienstvrijheid is na te zijn geëvalueerd per 2015 beëindigd en als structureel beleid opgenomen in het brede mensenrechtenbeleid.
    De evaluatie laat zien dat godsdienstvrijheid onverminderd een belangrijk onderdeel van het mensenrechtenbeleid is waarvoor het Mensenrechtenfonds zinvol kan worden ingezet. Dit is gemeld aan de Kamer tijdens de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken 2016 op 18 november 2015 en in de Mensenrechtenrapportage 2014 welke op 5 juni 2015 aan de Kamer is aangeboden (32 735, nr. 130).
  8. Op welke wijze worden islamitische landen momenteel door de internationale gemeenschap aangesproken op het bejegenen van religieuze minderheden, waaronder christenen, inclusief het toepassen van kwalijke islamitische blasfemiewetten?
    De internationale gemeenschap maakt net als Nederland gebruik van bilaterale en multilaterale instrumenten bij het aanspreken van schenders van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. De multilaterale inzet vindt voornamelijk plaats in VN-verband (met name de Mensenrechtenraad en de Derde Commissie AVVN). Nederland en de andere EU landen maken hierbij gebruik van de in antwoord vraag 5 genoemde EU-richtsnoeren (EU-Guidelines on the Promotion and Protection of Freedom of Religion or Belief).
  9. Hoe duidt u de recente berichtgeving over oproepen tot geweld tegen christenen door onder meer Boko Haram in Nigeria in het licht van het genoemde rapport van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken? Welk verband ziet u tussen de bevindingen in dit rapport en de geweldplegingen door niet-statelijke actoren zoals Boko Haram en ISIS?
    Het ‘International Religious Freedom Report for 2015’ noemt niet-statelijke groeperingen als Boko Haram en ISIS de grootste schenders van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Boko Haram’s recente oproep tot geweld tegen christenen is zeer zorgelijk. Deze oproep is helaas niet nieuw, christenen zijn al lange tijd doelwit. Dit geldt evenzeer voor moslims die zich niet scharen achter de ideologie van Boko Haram. De recente oproep tot geweld tegen christenen komt voort uit een machtsstrijd binnen de terreurgroep. Er heerst onenigheid over de strategie en doelwitten van de organisatie. Een groepering binnen Boko Haram zweert geweld tegen moslimburgers af en wil zich uitsluitend richten op militaire doelwitten en christenen.
    Bestrijding van Boko Haram vereist naast een nationale Nigeriaanse verantwoordelijkheid, tevens een regionale en internationale aanpak. De Nederlandse inzet in de strijd tegen Boko Haram is er voornamelijk op gericht om de Nigeriaanse autoriteiten hun verantwoordelijkheid voor bescherming van de eigen burgerbevolking te laten nemen en een effectieve regionale aanpak te bevorderen. Om zoveel mogelijk effect te sorteren zoekt Nederland aansluiting bij internationale initiatieven (via o.m. ook het Global Counter-Terrorism Forum waarvan Nederland voorzitter is, en Nigeria lid), en via de EU. De EU steunt een regionale troepenmacht in de strijd tegen Boko Haram met EUR 50 miljoen en is een van de grootste humanitaire donoren in de regio. Nederland geeft daarnaast via een consortium van Nederlandse NGOs humanitaire hulp aan slachtoffers van Boko Haram. Daarnaast geeft Nederland ongeoormerkte bijdragen aan internationale noodhulporganisaties die in de regio actief zijn. Nederland gaat ook de veiligheidsstructuur van Nigeria steunen met een project via het ‘office of the national security advisor’ dat de preventieve aanpak van contra-terrorisme versterkt (o.m. vergroten weerbaarheid bevolking).