10 mei 2017
Geen uitbreiding invloed Europees Hof
De SGP wil niet dat het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) meer invloed krijgt bij de interpretatie van mensenrechten. De regering stelt voor dat de hoogste Nederlandse rechters advies kunnen vragen bij het Europees Hof over de interpretatie van mensenrechten in een concreet geval. De SGP vindt dat de invloed van Europa (ongekozen ‘politici in toga’) hierdoor vergroot wordt. De verdragsuitleg dient door de lidstaten zelf te gebeuren, met veel ruimte voor een nationale inkleuring. Dit moet ook gewaarborgd worden door het Comité van Ministers.
Lees hieronder de bijdrage van Kees van der Staaij tijdens het plenair debat op 10 mei 2017 over het Wetsvoorstel Goedkeuring van het op 2 oktober 2013 te Straatsburg tot stand gekomen Protocol nr. 16 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden:
"Ik wil beginnen met een citaat: 'Cruciaal is immers dat niet benoemde rechters, maar democratisch gekozen politici inhoud en reikwijdte van wetten en verdragen bepalen. Bijna zestig jaar later is het resultaat dat de rechters in Straatsburg al te vaak "politici in toga" zijn geworden.' Ik zie de minister begripvol kijken. Hij herinnert zich dat dat een passage is uit een opinieartikel in de Volkskrant van ruim zes jaar geleden van de auteurs Stef Blok en Klaas Dijkhoff. Laten die nu juist de minister en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zijn.
Dit is meer dan even een grapje of een anekdote om deze minister mee te confronteren. Het is voor mij oprecht een markering van de volgende discussie die daarmee aangezwengeld werd, ook in Nederland. Wij zien een uitdijende macht van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Die tast democratisch tot stand gekomen wetgeving te zeer aan. De vraag is hoe het zwaartepunt van de bescherming van mensenrechten meer op nationaal vlak terug kan komen te liggen. Hoe kunnen wij het Europees Hof wat meer aan banden leggen? Dat was de insteek destijds van dit opinieartikel. Ik zou het interessant vinden om van deze minister te horen of hij die insteek deelt en of dat ook het standpunt en de inzet zijn van de Nederlandse regering.
De volgende twee punten wil ik in mijn bijdrage naar voren halen. Hoe zit het met de politieke macht van het Hof? Wordt die hierdoor juist ingeperkt of niet? Een tweede discussiepunt dat de afgelopen jaren ook steeds naar voren is gekomen, is de vraag wat het effect is op dat andere probleem: de enorme werklast van het Hof.
Het eerste punt is de uitdijende rol van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Ik steun de gedachte dat de interpretatie van mensenrechten, die een steeds gedetailleerdere invulling krijgt — zo'n onderwerp als levenslang is net genoemd — niet zozeer door niet gekozen rechters in Straatsburg moet gebeuren, maar dat dat juist een zaak van de nationale lidstaten moet zijn binnen de meer algemene kaders van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Als ik het zo bekijk, dan vraag ik mij oprecht af of het helpt dat wij nu een protocol voorgelegd krijgen dat rechters de mogelijkheid biedt om advies te vragen aan het Europees Hof over de interpretatie van de bepalingen in de Europese conventie voor de rechten van de mens. Ik zie de vraagtekens daarbij ook terug in het advies van de Raad van State. Die zegt dat deze keuze ertoe kan leiden dat de invloed van het Hof op de toepassing van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens in de nationale rechtsorde juist groter wordt, wat de SGP-fractie eigenlijk niet wil. Moet je rechters niet meer assertief zelf laten bekijken wat er in de tekst van het Europees verdrag staat en welke jurisprudentie er is, en daar vervolgens hun eigen keuze in laten maken en niet eerst elke keer laten vragen: "Wat vinden jullie eigenlijk? Hoe moet dit eigenlijk uitgelegd worden? Wat is precies onze speelruimte?"
Ik vind het wat paradoxaal dat dit wetsvoorstel wordt voorgelegd met de doelstelling om de subsidiariteit te vergroten. Ik zie het nog niet zozeer. Daarom wil ik de minister uitdagen, want wij hebben nog geen eindconclusie getrokken. Als hij een goed verhaal met duidelijke voorbeelden kan houden en kan zeggen dat het wel zo uitwerkt, dan wil ik daar graag naar luisteren, maar vooralsnog is de interpretatie van mijn fractie dat het eerder leidt tot een uitdijende macht dan een ingeperkte macht van het Hof.
Dan kom ik op de vraag: bindend of niet? Het advies van het Europees Hof zal, zo schatten wij in, in heel veel gevallen feitelijk een bindend karakter hebben. Formeel houdt de rechter de ruimte om af te wijken van het advies, maar in de praktijk is het bij afwijking wel heel eenvoudig om met het advies in de hand naar het Europees Hof te stappen met grote kans op succes. Je kunt immers wel zeggen dat ze adviserend hebben gezegd hoe ze ertegen aankijken, maar als dat door een nationale rechter helemaal niet wordt gevolgd, is de kans veel groter dat advocaten en dergelijke zeggen: nou, hier ligt een mooie kans om naar het Europese Hof te gaan. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan een ander probleem, namelijk de werklast van het Hof. Leidt dit voorstel echt tot een ontlasting van de werklast van het Hof? Leidt het niet juist tot een vergroting van die werklast? Die kritische vragen leg ik de minister graag voor.
Een van de interessante voorstellen die destijds in het opinieartikel werden gedaan, is het vergroten van de sturende rol van het Comité van Ministers binnen de Raad van Europa om zo meer rechtszekerheid en duidelijkheid te krijgen. Hoe ziet de minister dat perspectief? Welke mogelijkheden ziet hij daarvoor?
Tot slot. Het valt mij op dat de lijst met landen die hebben ondertekend inmiddels indrukwekkend begint te worden. Er staan prima staten op als San Marino en Estland, maar we missen nog wel wat bondgenoten in deze strijd voor meer subsidiariteit, zoals het Verenigd Koninkrijk. Hoe staan andere landen met wie wij samen zijn opgetrokken tegenover de wil om meer accent te leggen op de bescherming van mensenrechten op nationaal niveau in plaats van op het niveau van Straatsburg? Ik krijg daarop graag een reactie van de minister."
De tweede termijn van het debat:
"Ik wil graag de minister danken voor zijn beantwoording, zijn reactie en zijn toelichting op het wetsvoorstel. Wij steunen de doelstelling om de subsidiariteit te versterken en de werklast van het Hof te verminderen, maar wij twijfelen aan de effectiviteit. Gaat de gekozen vorm van een extra adviesmogelijkheid wel bijdragen aan het bereiken van dat doel? Wij zien een behoorlijk risico, namelijk dat dit juist het tegenovergestelde effect kan hebben. Het vergroot de werklast en leidt tot een eerdere en duidelijkere sturing vanuit het Europees Hof op de nationale invulling en toepassing. Wat dat betreft moet ik vaststellen dat wij er onvoldoende vertrouwen in hebben dat de doelstellingen met dit Protocol worden bereikt. Ik zal daarom mijn fractie voorstellen om voor de Britse variant te kiezen, zoals de minister die toelichtte. We moeten eerst maar eens zien hoe dit Protocol uitpakt in de landen die zich er al aan verbonden hebben. Op basis daarvan kunnen we beoordelen of dit ook voor Nederland een verstandige route is.
De minister greep ook terug op de opiniebijdrage — ik heb daar reeds naar verwezen — waarin hij deze punten inzake meer nationale ruimte sterk beklemtoonde. Ik kom nog op één onderdeel terug, namelijk de reikwijdte en het EVRM meer laten inkleuren door het Comité van Ministers, zodat het daarmee ook door democratisch gelegitimeerde parlementen wordt aangestuurd. Op dat punt dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het Comité van Ministers een belangrijke taak heeft bij het duiden en interpreteren van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, en dat het van belang is dat de margin of appreciation van lidstaten niet onnodig wordt ingeperkt;
van mening dat het vanuit het oogpunt van democratische controle in de eerste plaats de taak van het Comité van Ministers is om duidelijke kaders te geven voor de reikwijdte van mensenrechtenbepalingen;
verzoekt de regering, met behoud van een ruime "margin of appreciation" voor de lidstaten te komen met voorstellen voor het bevorderen van een betere toepassing van de waarborgfunctie van de mensenrechten door het Comité van Ministers en de Kamer over de inspanningen en de beoogde doelstellingen te informeren voor 1 oktober 2017,
en gaat over tot de orde van de dag."