18 januari 2019
Een briefje terug aan Claudia de Breij
Claudia de Breij richtte zich n.a.v. de Nashville-verklaring tot Kees van der Staaij. Zij begon haar column in de VARAgids met 'Lieve Kees'. Lees hier het antwoordbriefje van Kees van der Staaij.
Lieve Claudia,
Het raakt mij meer dan jij denkt, dat jij de vriendschap opzegt.
Natuurlijk keek ik niet vreemd op dat mijn mailbox in de afgelopen dagen volstroomde met boze berichten. Dat kan je verwachten als in alle media te horen en te zien is dat de naam van Kees van der Staaij onder ‘een anti-homopamflet’ zou staan.
Eerlijk gezegd hoopte ik dat jij anders zou reageren. Misschien naïef van mij hoor. Jij had al een keer je nek uitgestoken door als progressieve vrouw serieus te luisteren naar die opvattingen van mij ‘die echt niet van deze tijd zijn.’ Het houdt wel een keer op, ik snap het.
Maar vind je het raar, dat ik er ook niet van opgekeken zou hebben dat juist iemand als jij zou zeggen: “Wacht even, zo zit hij niet in elkaar? Ik zou wel eens willen weten hoe het nu zit.” Zoiets…
Het is anders gegaan. In jouw column heb je daaraan woorden gegeven. Als ik het goed begrijp, is je kernbezwaar dat ik mensen zou afschrijven, zou afwijzen in wie zij zijn. Uit de grond van mijn hart wil ik zeggen dat het tegendeel waar is. Ieder mens ervaar ik als een kostbaar en onuitsprekelijk waardevol Godsgeschenk, wie hij of zij ook is. Ieder mens is een naaste om lief te hebben. Daarom vond ik het ook steeds een voorrecht om jou te ontmoeten en met jou in gesprek te gaan, ook in mijn boekje.
Juist vanuit die verbondenheid doe ik mijn best om te nuanceren en misverstanden weg te nemen. Als bijvoorbeeld de indruk is gewekt dat homoseksualiteit een ziekte is die je wel even kunt genezen, dan verhelder ik dat graag: nee, dat is niet zo. Als de indruk wordt gewekt dat mensen met een homoseksuele geaardheid daar niet mee voor de dag mogen komen: goed om dat misverstand weg te nemen. En ik snap dat het spreken over zo’n kwetsbaar, persoonlijk onderwerp heel nauw luistert, dat grote zorgvuldigheid nodig is, dat dit een weg is van vallen en opstaan. Ik ben de eerste om te erkennen dat het altijd weer beter kan.
Maar weet je, ook voor mij is er een grens. Mijn diepste identiteit ligt in mijn christen-zijn. Dat betekent dat ik persoonlijk en politiek oprecht wil wandelen op de weg die God in Zijn Woord wijst, ook op het terrein van liefde, huwelijk en seksualiteit. Voor die leefregels wil ik uitkomen, ook als dat hard botst met de tijdgeest. Steeds wel gestempeld door het besef dat wij allemaal mensen zijn die tekortschieten en aangewezen zijn op Gods genade. Steeds ingebed in een liefdevolle houding.
Ik hoop dat er voor dat klassieke geluid en díe levenswandel ruimte blijft in onze samenleving en dat mensen niet onmiddellijk gebrandmerkt worden als zij er, in de ogen van de spraakmakende meerderheid, ‘achterhaalde denkbeelden’ op nahouden. Met mijn oud-collega Boris van der Ham ben ik ooit in debat geweest over de vrijheid van meningsuiting. Hij nam het erg op voor het recht om ongezouten de waarheid te zeggen, ook als dat provoceert. Ik verzette mij daartegen.
Maar inmiddels denk ik dat hij toch meer een punt heeft dan ik toen besefte. Als je jurist of diplomaat moet zijn om precies de acceptabele formulering te kunnen bezigen, hebben we misschien al wel te veel vrijheid ingeleverd.
Lieve Claudia, ik geef de moed niet op dat we elkaar ooit weer kunnen bereiken. Soms is het zo dat na een fikse bui de lucht weer opklaart en alle stof is verdwenen. Zo houd ik ook de hoop dat als het stof neergedwarreld is, er tóch weer goede gesprekken kunnen plaatsvinden. Je zei het ooit zo mooi: “Dit is mijn Nederland. We kunnen heel veel samen, bijvoorbeeld van mening verschillen, maar dat doen we dan wel samen.” Inderdaad, dat is ook het Nederland waar ik van hou.
Graag tot ziens!
Met hartelijke groet,
Kees