16 december 2015

Debat 'Teeven-deal'

"Als alles meteen goed was onderzocht, waren we niet in het politieke moeras uitgekomen". Woorden van deze strekking sprak de heer Oosting gisteren. Dit raakt mijns inziens de kern van de kwestie waar we vandaag over spreken.

Graag wil ik de commissie-Oosting hartelijk danken voor het degelijke speurwerk en de heldere conclusies en aanbevelingen. De conclusies zijn stevig. De 'deal' uit 2000 vertoont gebreken in de totstandkoming, inhoud en afwikkeling, zegt de commissie.

Toen in 2014 en 2015 de discussie over deze deal oplaaide, is onder verantwoordelijkheid van de toenmalige minister van Veiligheid en Justitie niet adequaat gereageerd. Er was sprake van mix van onvoldoende probleembesef, tekortschietende regie, gebrekkig onderzoek en slechte archivering. Dit leidde ertoe dat de Kamer vervolgens onvolledig en onjuist is geïnformeerd.

Hoe je het wendt of keert, er is veel schade ontstaan doordat niet eerder grondig is achterhaald hoe de vork in de steel zat. Dat knaagt aan het vertrouwen dat de Kamer erin moet kunnen stellen dat de informatievoorziening aan de Kamer deugt.

De actieve inlichtingenplicht van artikel 68 van de Grondwet is een hoeksteen van onze parlementaire democratie. Om daaraan recht te doen is essentieel dat de informatievoorziening binnen het departement en de lijntjes met het Openbaar Ministerie goed op orde zijn. Dat vraagt om bewindslieden die echt willen weten hoe het zit. Anders groeit er een sfeer van ‘wat-niet-weet-wat-niet-deert’. Zó’n struisvogelhouding verdraagt zich niet met de ministeriele verantwoordelijkheid. De mist rond de deal, het gebrek aan openheid, de verkrampte verdediging heeft uiteindelijk het meeste kwaad gedaan.

Eerlijk is eerlijk, voor een eerlijke beoordeling van de deal is het ook goed om oog te hebben dat de deal plaatsvond in de pioniersfase van de pluk-ze wetgeving. Er moesten nog veel voetangels en klemmen uit de weg worden geruimd. Het is te makkelijk om met alle wijsheid van nu de misdaadbestrijders van toen die zich met hart en ziel hebben ingezet voor een veiliger Nederland genadeloos neer te sabelen. Maar de op zijn minst onhandige omgang met de later gerezen vragen over de deal, heeft ertoe geleid dat de schijnwerpers nu des te meer gericht staan op wat er misging bij de deal.

Dat heeft eraan bijgedragen dat in de nasleep inmiddels 3 politieke ambtsdragers het veld hebben moeten ruimen. Is het niet een 'egelcultuur'  die bij Veiligheid en Justitie weer opspeelt: bij dreigend gevaar een gesloten houding aannemen en de stekels opzetten?
Wat heeft de huidige minister van Veiligheid en Justitie nu gedaan om daadwerkelijke verbeteringen in te zetten en voor elkaar te krijgen?

Een specifieke vraag heb ik nog voor de huidige bewindslieden van Veiligheid en Justitie over een bijzondere rol die zij hebben gespeeld in de nasleep van de Teeven-deal. Zij waren eerder dit jaar in hun rol als VVD-kamerlid betrokken bij voorbereiding van brieven aan de Kamer over de deal. De minister van Veiligheid en Justitie zegt in reactie op vragen hierover dat het niet ongebruikelijk is dat kamerleden soms geconsulteerd worden. Dat is juist. Maar juist in deze casus dringt zich toch wel sterk de vraag op of zij zich bij het beantwoorden van de vraag ‘wat vertellen we de Kamer’ niet terughoudender hadden moeten opstellen. Van gezond dualisme is nog nooit iemand slechter geworden. Graag hoor ik hun reactie op.
Kritische kanttekeningen plaatst de SGP ook bij het optreden van de minister-president in deze kwestie. Lange tijd heeft hij zich afzijdig gehouden, maar na de presentatie van de commissie-Oosting heeft hij juist verwarring gezaaid.

De minister-president zei minister van Algemene Zaken te zijn, en niet van Alle Zaken. Dat klopt. Maar hij weet toch als geen ander dat het juist ook tot zíjn taak behoort de eenheid van regeringsbeleid te bevorderen in het politiek sensitief, transparant en alert te reageren op incidenten. Dat vind ik nou toch écht een ‘algemene zaak’! De minister-president heeft bovendien tegenstrijdige signalen afgegeven door enerzijds de conclusies van Oosting te omarmen, maar anderzijds weer belangrijke vraagtekens te plaatsen bij de bevindingen.
Het kan toch niet tegelijkertijd waar zijn? Hier is echt meer helderheid geboden. Ook in de jongste versie van de Dikke van Dale is nog steeds het woord 'boetekleed' terug te vinden.
Daarbij wordt verwezen naar een citaat van Abraham Kuyper uit een kamerdebat in 1910: "het boetekleed ontsiert den man niet".

Mijn kernvraag aan de minister-president is vandaag:  zit er nog een boetekleed in zijn politieke garderobe? Is hij bereid dit vandaag deemoedig aan trekken? Anders gezegd: Is hij het met de SGP eens dat het in het licht van de conclusies van de commissie-Oosting gepast is om ruiterlijk te erkennen dat er veel mis is gegaan en dat vanuit dat probleembesef alles op alles wordt gezet om herhaling te voorkomen?

Ik ga afronden. Ik hoop van harte dat dit debat kan helpen om geschonden vertrouwen te herwinnen. Vertrouwen dat professioneel op incidenten gereageerd wordt. Vertrouwen dat geleerd wordt van fouten. Vertrouwen dat de informatievoorziening aan de Kamer gewoon deugt.