18 november 2020
De Paradox van Stockdale | Coronadebat #19
Lees of bekijk hier de bijdrage van Kees van der Staaij aan het negentiende plenaire debat over de ontwikkelingen van het coronavirus.
Als ik dat op dit onderwerp toepas — voorzitter, ik ben blij dat mijn tijd pas nu gaat lopen — dan zeg ik: het gaat de goede kant op, maar we zijn er nog lang niet. Dat is ongeveer de samenvatting van de persconferentie van gisteravond. Er zijn geen nieuwe aanscherpingen, maar ook niet echt grote versoepelingen aan de orde. En de vraag naar het perspectief is natuurlijk ook vandaag weer opnieuw door velen gesteld. De routekaart bood daarvoor niet het houvast dat we met elkaar hoopten. Ook voor ons was het wel verrassend om te horen dat het wel voor het opschalen gold, maar niet voor het afschalen. De vraag van de SGP-fractie is: wat is dan wél het instrument waarmee we iets meer mogelijkheden in beeld zien voor de afschaling van maatregelen? Hoe ziet de weg daarnaartoe eruit, en wat ligt er achter de horizon?
Ja, er zijn dus maatregelen nodig die we moeten volhouden, ook om het aantal besmettingen omlaag te laten gaan, om de druk op de ziekenhuizen te verminderen, om meer reguliere zorg mogelijk te maken. Maar tegelijkertijd is het onze plicht om steeds ook kritisch te bezien of de maatregelen die we nemen noodzakelijk en proportioneel zijn, ook omdat er allerlei andere waarden in het geding zijn. Wat betekent dat bijvoorbeeld voor het mentale welbevinden van mensen? Dat is ook heel belangrijk.
Over de mondkapjesplicht die er nu aankomt, zou je kunnen zeggen: het stelt toch niet zo veel voor? Een advies wordt een plicht. Maar het is toch wel een verdergaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van mensen. Daarom ook de kritische vraag: wat draagt dat nu precies bij aan de virusbestrijding? Er leven allerlei uitvoerings- en handhavingsvragen. Het beeld dat de SGP-fractie heeft, is dat er juist een gegroeide naleving is van dat dringende advies. In het nog duidelijker aangeven zou nog winst te behalen zijn. Waarom niet daarmee volstaan en niet nog weer een stap verder zetten naar een plicht, vraag ik de regering.
Een ander punt dat van belang is in het kader van het perspectief, is hoe we het recht op de persoonlijke levenssfeer beschermen. Dat geldt natuurlijk voor de hele vaccinatiediscussie. Wij hebben ook van harte de motie van de heer Azarkan gesteund om te zeggen: geen directe en ook geen indirecte vaccinatieplicht. Maar het geldt ook voor de vraag hoe die testsamenleving van de toekomst eruitziet. Vinden we het normaal dat je bij wijze van spreken voor iedere bijeenkomst een negatieve testuitslag moet kunnen overleggen? Dat raakt ook de persoonlijke levenssfeer van mensen. Nogmaals, ik zie het belang en de waarde van testen, maar het gaat ook even om die andere kant: welke ontwikkeling zetten we daarmee precies in gang met elkaar? Misschien is dat ook zo'n punt dat kan worden meegenomen in een ethische bezinning waar de heer Segers op duidde.
Dan over het thuiswerken. Het OMT adviseert dat thuiswerken de komende maanden de norm moet zijn. Dat is niet voor het eerst. Dat geldt ook als het aantal besmettingen heel laag is geworden. Dat is een bekend punt. Ook hier geldt wat ik net noemde. Het raakt heel veel mensen in hun welbevinden. Daarom de vraag: weten we nu eigenlijk hoe en onder welke omstandigheden de besmettingen in werksituaties optreden? Welke aanvullende maatregelen zouden genomen kunnen worden om die besmettingen in de werksfeer tegen te gaan?
In het OMT-advies kwam ook de vraag aan de orde hoe het straks zit met regionale maatregelen. Het OMT adviseert dat de minister maar moet besluiten welke maatregelen in welke regio's gelden. Mijn vraag is: hoe gaat het kabinet met dit onderdeel van het OMT-advies om? Het OMT zegt eigenlijk: regionale maatregelen blijven soms nodig, maar laat dat meer de verantwoordelijkheid zijn van het kabinet. Dat is toch wel weer een verandering van perspectief. Ik ben benieuwd hoe het kabinet daartegen aankijkt.
Tot slot het zorgpersoneel. Je hoort terug van de zorgwerkers dat zij coronamoe beginnen te worden. Dat speelt in de ouderenzorg en bijvoorbeeld ook in de gehandicaptenzorg. Wordt door werkgevers voldoende voorzien in het aanbieden van geestelijke verzorging, gesprekken met psychologen of gewoon gesprekssessies met collega's om ervaringen te verwerken?
Wat ook echt niet helpt om gemotiveerd te blijven, is dat gedoe over de zorgbonus. Een zorgbestuurder zei tegen me: "Ons motto is altijd geweest: we doen dit samen. Nu moet ik onderscheid maken. Dat zorgt voor irritatie en spanningen op de werkvloer. Al met al wens ik op dit moment dat er geen bonus was geweest. Het is bijzonder frustrerend dat ik hier zo veel tijd en energie aan kwijt ben." Dat is een hartenkreet die we helaas vaak horen en ook begrijpen. Die bonus vind ik een heel mooi idee, maar het is wel pijnlijk dat het zo uitpakt. Ik vraag de minister: wat kunnen we er nog meer aan doen om de regeling zo ruimhartig mogelijk toe te passen, zodat we deze ellende voorkomen?