29 mei 2013

Beroepsverbod

Wetvoorstel mbt gewetensbezwaarde trouwambtenaren

Iedereen die in Nederland wil trouwen, heeft die mogelijkheid. Daar zijn nauwelijks beperkingen voor.  Hoe je ook over het huwelijk tussen twee personen van gelijk geslacht denkt: de werkelijkheid sinds 2001 is dat ook zij kunnen trouwen. De SGP heeft destijds geen steun gegeven aan de wet. Maar daar gaat het debat vandaag niet over.

Iedereen die in Nederland wil trouwen, kan dit doen in de gemeente van zijn of haar keuze. In elke gemeente kan hij terecht, zonder enige  belemmering.

Iedereen die in Nederland wil trouwen, kan in veel gemeenten zelfs aangeven naar welke ambtenaar van de burgerlijke stand zijn of haar voorkeur uitgaat. Een bijzonderheid die je eigenlijk verder bij geen enkel ander overheidsdienst tegenkomt.

Die keuzevrijheid in Nederland gaat zelfs zo ver dat het in veel gemeenten mogelijk is om iemand speciaal ten behoeve van de voltrekking van jouw huwelijk als babs te laten beëdigen en benoemen.

Keuzevrijheid te over dus.

Karakter gewetensbezwaren

Voor de indieners van het wetsvoorstel dat we nu behandelen gaat die keuzevrijheid te ver. Er zijn immers ambtenaren die principiële moeite hebben met een huwelijk tussen twee mannen of twee vrouwen. Zij hebben de diepverankerde overtuiging dat het huwelijk uitsluitend een zaak is tussen een man en een vrouw. Het huwelijk tussen personen van gelijk geslacht is voor deze trouwambtenaren in strijd met het wezen van het huwelijk naar bijvoorbeeld de klassiek-christelijke opvatting.

Worden zij toch tot medewerking daaraan verplicht, dan ontstaan er voor hen een gewetensconflict. Bepaalde waarden en normen zijn fundamenteel voor je levensbeschouwing. Wanneer je dan mee moet werken aan een feitelijke handeling die daarmee in strijd is, kom je in conflict met je geweten. Hoe loyaal zo iemand ook het werk doet, dit is hem of haar onmogelijk.

Wie een dergelijke gewetensvolle afweging als discriminatie wil betitelen, laadt op zijn minst de verdenking op zich dat hij niet peilt hoe diep zo’n overtuiging verankerd is in hun hele mensvisie.

Voor de indieners van het wetsvoorstel zijn er eigenlijk maar twee smaken: of de gewetensbezwaarde stapt over zijn gewetensbezwaren heen, of voor hen geldt een beroepsverbod. Een gemeente die ruimte biedt aan gewetensbezwaren kan in hun ogen niet anders worden gezien als een gemeente die discrimineert.

De SGP kan zich echter alles voorstellen bij het standpunt van de bedenker van de Gay Pride Amsterdam, de heer Siep de Haan. Hij zegt dat het ‘eerlijker is tegenover een homobruidspaar’ wanneer iemand met gewetensbezwaren haar collega vraagt het homopaar te huwen. Hij vervolgt:

‘Waarom moet deze mevrouw, tegen haar geweten in, gedwongen worden het homostel te huwen, terwijl er op ieder stadhuis voldoende ambtenaren zijn die bereid zijn het homostel te trouwen? Waarom zou je als homo-organisatie zo intolerant zijn tegenover de enkele weigerambtenaar? Gay-penny wise, gay-pound foolish? (…) Onze onverdraagzaamheid jegens derden kan zich op een gegeven moment ook weer tegen ons keren.’ (1)

Op zijn minst getuigt het dus van weinig invoelingsvermogen wanneer zij koste wat kost precies willen trouwen ten overstaan van die ambtenaar van de burgerlijke stand die een visie op het huwelijk heeft die het verst bij hun eigen opvatting vandaan ligt. Dat is niet alleen opmerkelijk, maar vooral ook onredelijk.

Wat is het geldend recht?

De wet vraagt van gemeenten dat iedereen in elke gemeente moet kunnen trouwen.

Bij de behandeling van de Wet openstelling huwelijk in 2000 is uitvoerig over dit thema gesproken in zowel Tweede als Eerste Kamer. Staatssecretaris Cohen heeft toen over bestaande en nieuwe trouwambtenaren (2) gezegd:

‘Ik zou in dit geval menen dat respect voor godsdienstige opvattingen op dit punt tot tolerantie of zo men wil liberaliteit moet leiden. Mijn opvatting op dit punt zal ik nog eens uiteenzetten. Uitgangspunt is en blijft dat in ieder gemeente in Nederland een huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht gesloten moet kunnen worden. Dat is wat de wet eist, niet meer en niet minder. Dat betekent dat in iedere gemeente hoe dan ook ten behoeve van de sluiting van een zodanig huwelijk een ambtenaar van de burgerlijke stand beschikbaar moet zijn. Als een ambtenaar van de burgerlijke stand op grond van zijn godsdienstige overtuiging ernstig bezwaar heeft tegen sluiting van een dergelijk huwelijk, dan kan zijn plaats voor het sluiten van dit huwelijk door een ander worden ingenomen. In de Tweede Kamer en ook hier [de Eerste Kamer] is gebleken hoe moeilijk het is voor bepaalde groepen in de samenleving dat het huwelijk zal worden opengesteld voor paren van gelijk geslacht. Respect voor godsdienstige bezwaren brengt mee dat die honorering verdienen. Ik heb dan ook ter oplossing van problemen praktische oplossingen aangereikt in de vorm van vervanging van ambtenaren, inroostering, ambtenaren van de burgerlijke stand van buiten een gemeente. De VNG en de NVVB ondersteunen die praktische oplossingen.’ (3)

De kern van de zaak is dat noch de Grondwet, noch de gewone wet verplicht tot het laten kunnen sluiten van een huwelijk ten overstaan van elke willekeurige ambtenaar. De wet en de wetsgeschiedenis verplichten gemeenten ertoe dat daar de wettelijk toegestane huwelijken gesloten moeten kunnen worden én dat er ten minste twee trouwambtenaren beschikbaar moeten zijn. Er is geen enkele verplichting voor trouwambtenaren om elk soort huwelijk te voltrekken. Zij kunnen dus onmogelijk ‘weigerambtenaar’ zijn, want zij weigeren geen taak die hen is opgedragen.

Dat uitgangspunt is door de verschillende regeringen sinds 2001 keer op keer bevestigd, ongeacht hun politieke kleur.

Er is dan ook geen enkele reden om te doen alsof ambtenaren van de burgerlijke stand met gewetensbezwaren zouden huichelen bij het afleggen van de eed of belofte. Die eed vraagt juist om ‘eerlijkheid en nauwkeurigheid’ bij het vervullen van het ambt. De visie van de indieners dat er herstel nodig is van het vertrouwen in eed of belofte zorgt er juist voor dat zij die eed in diskrediet brengen.

Traditie van gewetensvrijheid

Voorzitter, Staatssecretaris Cohen heeft de essentie uitstekend weergegeven: het gaat om fundamentele gewetensbezwaren. Wie het wijze en evenwichtige oordeel van de afdeling advisering van de Raad van State over dit thema niet relevant zou vinden, kan genoeg andere wijze oordelen vinden die hetzelfde zeggen, terwijl de visie van betrokkenen op het homohuwelijk ook voor de indieners onverdacht geacht moet worden.

De gewetensvrijheid is in Nederland gelukkig een groot goed. Het is de moeder van alle grondrechten, die ook mede tot uitdrukking komt in de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting. In de Nederlandse context is er met zulke gewetensbezwaren altijd ruimhartig en royaal rekening gehouden. Hoe de indieners van het wetsvoorstel omgaan met de gewetensvrijheid, wordt uit de stukken niet heel erg duidelijk. Wel wordt een negatieve visie op de gewetensvrijheid duidelijk: ruimte bieden aan gewetensbezwaren kan niet plaatshebben, als dit ingaat tegen hun politieke opvatting over het homohuwelijk.

Hoe hartstochtelijk voorstander van het homohuwelijk je ook kunt zijn, naar onze mening is er geen enkele noodzaak om vervolgens iedereen met andere opvatting dan deze meerderheidsopvatting uit te sluiten van het ambt van trouwambtenaar. Die noodzaak is er niet, maar meer nog: het gaat regelrecht in tegen de zorgvuldige omgang met de fundamentele levensvisie van velen in ons land. Met de Raad van State is de SGP van mening dat dit wetsvoorstel op zijn minst ernstig schuurt met de grondrechten en de gelijkheidsnormen uit de internationale verdragen.

Relatie met andere grondrechten

De indieners halen verschillende andere grondrechten aan. Zij vinden dat trouwambtenaren in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelen.

Die opvatting suggereert dat er een soort grondwettelijk recht is op het gehuwd worden door een bepaalde trouwambtenaar. Ik herhaal nog maar eens: dat recht is er niet. De gemeente moet elk huwelijk voltrekken, de individuele ambtenaar is dat niet verplicht.

Strijd met het gelijkheidsbeginsel zou alleen aan de orde kunnen zijn als er een gemeente is die bijvoorbeeld in de huidige context zou besluiten om geen huwelijk van twee mannen of twee vrouwen te sluiten. Wanneer een gemeente die mogelijkheid wel biedt, dan is er voor de volle 100 procent voldaan aan het gelijkheidsbeginsel, ook als er interne werkafspraken zijn wie zulke huwelijk wel wil voltrekken en wie niet.

Het is juist andersom. Artikel 1 van de Grondwet noodzaakt juist tot erkenning van gewetensbezwaren. Juist een gemeente die trouwambtenaren met gewetensbezwaren uitsluit van deze functie maakt onderscheid waar dat volgens de Grondwet niet is toegestaan. De SGP vindt dat er dan op zijn minst sprake is van indirecte discriminatie op grond van de overtuiging van de betrokken ambtenaar. Immers: wie een bepaalde overtuiging heeft, komt in die gemeenten niet in aanmerking voor een benoeming.

Een ander grondrecht: Artikel 3 van de Grondwet stelt zonder enige beperkingsclausule: ‘Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar.’ De indieners vinden dat er in dat geval algemene functie-eisen gehanteerd mogen worden. Sterker nog: zij zien dit verbod als een uitwerking van het discriminatieverbod. De betrokken ambtenaren zijn naar hun mening ‘niet geschikt voor de functie van ambtenaar van de burgerlijke stand’ (4). De SGP kan deze opmerkingen van de indieners niet anders zijn dan het uitsluiten van personen met gewetensbezwaren, vanwege hun opvattingen. En juist dat is precies de kern en achtergrond van deze grondwettelijke waarborg, zoals dat ook is vermeld in het advies van de Raad van State: ‘[Het] biedt een waarborg voor een pluriform personeelsbestand waarbinnen ook minderheden tot hun recht kunnen komen. (…) De vraag naar de bereidheid om alle huwelijken te sluiten kan op zichzelf wel worden gekwalificeerd als functiegerelateerd, maar kan in haar uitwerking leiden tot indirect onderscheid. (…).  Degenen die het huwelijk op religieuze gronden zien als uitsluitend een verbintenis tussen man en vrouw, worden immers benadeeld ten opzichte van ambtenaren met een andere, niet-religieuze achtergrond.’ (5)

De indieners gaan nog een stap verder. Zij verwachten zelfs van gemeenten dat zij aan paren van verschillend geslacht vragen of zij er bezwaar tegen hebben door een ‘weigerambtenaar’ gehuwd te worden. (6) Ook tellen ambtenaren met gewetensbezwaren volgens de indieners niet mee met het minimumaantal van twee ambtenaren dat er moet zijn. Je opvattingen maken je dus tot tweederangsburger.

Maar is dan misschien het legaliteitsbeginsel in het geding? Volgens de indieners van het wetsvoorstel wel. Zij stellen dat de overheid zich onverkort moet houden aan de wet. Dat is op zichzelf een helder uitgangspunt. Maar dat is bij dit wetsvoorstel helemaal niet aan de orde. Ook gemeenten die ruimte laten voor trouwambtenaren met gewetensbezwaren, houden zich voluit aan de wet. Zij nemen de wet juist zo serieus, dat zij ook de grondrechten van de betrokken ambtenaren of kandidaten voluit willen waarborgen.

Het beroep van indieners op de scheiding van kerk en staat en de neutraliteit van de overheid gaat ook niet op. De gewetensbezwaren staan in de verste verte niet in de weg aan de neutraliteit van de overheid. De neutraliteit van de overheid is juist in het geding door het homohuwelijk te zien als een geloofsartikel dat koste wat het kost door iedere trouwambtenaar moet worden geaccepteerd, op straffe van uitsluiting uit de functie.

Als er hier al sprake is van een botsing van grondrechten, dan wordt die eenvoudig opgelost door het voorop stellen van één beginsel, de gelijkheidsnorm en dan ook nog eens in een heel specifieke variant. Hoe de indieners tot de keuze komen om juist dit specifieke wetsvoorstel en het gelijkheidsbeginsel als (nagenoeg) het enige fundamentele rechtsstatelijke principe te zien, blijft bijzonder vaag.

Noch uit de Grondwet, noch uit internationale verdragen vloeit een plicht voort om het huwelijk open te stellen voor paren van gelijk geslacht. De SGP kan zich dan ook volledig vinden in het oordeel van de Afdeling advisering dat er ‘geen fundamenteel democratisch-rechtstatelijk beginsel in het geding is, in de zin dat de gewetensbezwaren van trouwambtenaren van dien aard zijn dat gemeenten daar geen rekening mee zouden mogen of hoeven te houden.’ (7)

Richting de regering vragen wij hoe zij wil waarborgen dat voor ieder, ongeacht zijn of haar opvattingen, gelijke toegang is en blijft tot het ambt van ambtenaar van de burgerlijke stand. Dat dient niet alleen te gelden in een vorm van een ‘uitsterfconstructie’ voor zittende ambtenaren, maar ook voor ieder die voor het eerst voor dit ambt in aanmerking wil komen. Concreet naar aanleiding van dit wetsvoorstel vragen wij hoe de regering aankijkt tegen het voorstel om het ook mogelijk te maken dat gemeenten discrimineren ten opzichte van reeds in functie zijnde ambtenaren.

Conclusie

Voorzitter, ik kom tot een afronding.

Nog maar enkele weken geleden moest er volgens velen ruimte zijn voor het niet afleggen van de wettelijke verplichte eed van trouw aan de Koning door Kamerleden. Vandaag lijkt het erop dat een meerderheid van de Kamer het ineens niet meer zo nauw neemt met de vrijheid van geweten.

De gemeentelijke autonomie schijnt hier in de Kamer altijd voorop te staan. Met dit wetsvoorstel wordt de gemeentelijke autonomie echter ingeperkt – juist op een zo fundamenteel punt van het bieden van ruimte aan gewetensbezwaren.

Dit wetsvoorstel geeft een relatief beperkte groep mensen de garantie dat zij niet gehuwd zullen gaan worden door een zogenaamde ‘weigerambtenaar’ (8)– ivm het ‘recht om gehuwd te worden door iemand met dezelfde opvatting over het huwelijk. Dit gaat vervolgens ten koste van de veel grotere groep mensen die het recht ontnomen wordt om zich te laten huwen door een ambtenaar die dezelfde opvatting heeft over het huwelijk als die zij hebben.

De SGP kan daarom tot geen ander oordeel komen dan dat dit wetsvoorstel een politiek statement is dat intolerant is, mensen discrimineert vanwege hun opvattingen, hen categorisch uitsluit (9) van een ambt, een inbreuk is op de gemeentelijke autonomie en in strijd met de fundamentele regels en uitgangspunten van onze rechtsstaat.

Wij doen hier niet aan mee.


  1. Weigerambtenaar geen probleem voor homo’, de Volkskrant, 5 november 2011.
  2. Het beroep op gewetensbezwaren van godsdienstige aard alleen toe te staan aan huidige ambtenaren van de burgerlijke stand en niet aan toekomstige. Ik zie niet in dat in dit opzicht onderscheid gemaakt zou moeten worden. (blz. 659).
  3. Handelingen Eerste Kamer, 19 december 2000, 15-658.
  4. Nr. 6, blz. 13.
  5. 32550, nr. 35, blz. 14.
  6. 33344, nr. 6, blz. 9.
  7. 32550, nr. 35, blz. 22.
  8. Volgens de indieners is het ‘neutraal-beschrijvend van aard’ – nr. 8, blz. 3.
  9. 33344, nr. 4, blz. 3.