8 februari 2018
Beledigen van de Koning?
Fatsoen en respect zijn belangrijke waarden in een samenleving. Dat geldt zeker in de houding tegenover gezagsdragers. Lees hieronder de bijdrage van SGP-fractievoorzitter Kees van der Staaij aan het debat van 8 februari 2018 over de wijziging van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van belediging van staatshoofden:
Het is hoffelijk om een initiatiefnemer altijd te complimenteren met de grote inzet die hij aan de dag heeft gelegd om een wetsvoorstel te maken en vragen daarover te beantwoorden. Dat wil ik ook nu doen!
Over het wetsvoorstel zelf is de SGP-fractie bepaald niet enthousiast. Een belangrijke vraag bij elk initiatief is altijd: welk probleem lost dit nu eigenlijk op? Is het echt nodig om meer ruimte te bieden voor belediging van de Koning? Dat is wel een heel ongelukkig signaal!
Fatsoen en respect zijn belangrijke waarden in een samenleving. Ook anno 2018 volop actueel. Dat geldt in het algemeen voor de verhouding tussen burgers onderling. Maar dat geldt zeker ook in de houding tegenover gezagsdragers. Eer je vader en je moeder. Eer degenen die een verantwoordelijk ambt vervullen in het bestuur van ons land. Dat zijn waarden die nog steeds heel belangrijk zijn.
In Nederland is er gelukkig een ruime vrijheid van meningsuiting. Je mag enthousiast voorstander zijn van het afschaffen van de monarchie. Je mag uitgebreid kritiek verwoorden op de Koning. Maar er zijn ook grenzen. Opzettelijke belediging van het staatshoofd is niet toegestaan. Dat is een begrijpelijke en terechte begrenzing. Voluit het behouden waard. De vrijheid van meningsuiting is niet het een en het al. Behalve de uitingsvrijheid gaat het ook om respect voor de grondwettelijke staatsinstellingen. Die verdwijnt in dit wetsvoorstel uit beeld. Doorgeschoten, noemt de Raad van State dat met recht.
Malle gelijkheidsmal
Verabsolutering van de vrijheid van meningsuiting is niet de enige kwaal waaraan dit wetsvoorstel lijdt. Ik proef er ook een doorgeslagen gelijkheidsdenken in.
Als het aan collega Verhoeven ligt, moet de koning voortaan zelf gaan klagen als hij beledigd is. Nu geloof ik zeker dat de Koning voor zijn eigen rechten op weet te komen als dat nodig is. Maar moeten we nu echt de koning zelf naar het politiebureau laten gaan om te melden als hij beledigd is? Het lijkt er veel op dat dit wetsvoorstel iedereen gelijk behandelt. Maar dat is natuurlijk maar schijn. Het uitgangspunt van gelijke behandeling is dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden.
Op basis van de Grondwet is toch wel iets meer te zeggen dan dat ieder gelijk is voor de wet. De Koning heeft een bijzondere positie: hij is staatshoofd. Daarom is hij in zijn uitingsvrijheid beperkt. Hij mag niet zomaar alles zeggen wat hij wil. De ministers zijn verantwoordelijk.
Het is dan ook niet meer dan logisch dat er andersom ook verschil moet zijn. De Koning heeft een bijzondere taak binnen ons staatsbestel. Een belangrijke verbindende rol. Dat rechtvaardigt ook een bijzonder respect voor het staatshoofd. Het verbod op majesteitsschennis heeft dan ook nog steeds een belangrijke functie.
Misschien kan collega Verhoeven ook nóg iets uitleggen: Artikel 108 van ons Wetboek van Strafrecht bevat ook een specifieke bepaling voor een aanslag op het leven of de vrijheid van de Koning, zijn echtgenoot en de troonopvolger. Kan hij ons uitleggen waarom daarbij de bepaling over het verbod op doodslag niet net zo goed voldoende zou zijn? Dit is toch ook een bijzondere bepaling die afwijkt van wat voor andere burgers geldt? Kortom: ook wetssystematisch rammelt dit wetsvoorstel.
Het uitgangspunt dat iedereen op precies dezelfde manier wordt behandeld als het om vrijheid van meningsuiting gaat, spoort ook om een andere reden niet met de Grondwet. Artikel 71 Grondwet verwoordt parlementaire immuniteit. Beledigingen die kamerleden of ministers tijdens debatten uiten, kunnen niet tot vervolging leiden. Dus dat er onderscheid gemaakt wordt tussen ‘gewone’ Nederlanders en publieke ambtsdragers is ook al in de Grondwet gewaarborgd.
Kortom: politici en bestuurders moeten zeker niet te snel op hun tenen getrapt voelen, maar vanwege hun bijzondere plaats in onze staatsbestel is het ook niet vreemd om specifieke bepalingen op hen van toepassing te laten zijn. Daarom heb ik het amendement-van Dam mee-ondertekend om de strafbaarstelling van majesteitsschennis te behouden.
Bevriende staatshoofden
De SGP kan zich wat meer voorstellen bij een aanpassing van het verbod om bevriende staatshoofden te beledigen. Wanneer is iemand een bevriend staatshoofd? Zou Kim Jong-un in Nederland niet al te snel op zijn tenen getrapt zijn? Is hij nu echt onze ‘vriend’? Toch blijft er wel degelijk een belang bij de fatsoenlijke bejegening van staatshoofden die hier op bezoek zijn. Dat is een fatsoensnorm, maar ook wel juridisch relevant.
In 1976 overwoog de regering dat het bij een dergelijk klachtdelict alleen tot een procesverbaal kan komen nadat het bevriende staatshoofd een klacht heeft ingediend. Het bewijs is dan natuurlijk meestal allang verdwenen. Kunnen de indiener én de minister hierop eens hun visie geven? Blijft het voor een dergelijk staatshoofd ook eigenlijk praktisch wel mogelijk om zich te verweren tegen zo’n belediging?
Als er al wat zou moeten veranderen, dan zou er misschien een extra grond in verband met het algemeen belang toegevoegd moeten worden, zodat duidelijker is dat niet zomaar elk lelijk woord een vervolging op kan leveren.
Ambtenaren en rechters
Collega Verhoeven geeft ambtenaren en rechters wél een bijzondere bescherming. En dat snap ik nu weer niet. Waarom heeft een ambtenaar meer bescherming nodig tegen belediging dan de Koning? In de beantwoording komt hiervoor een wat bijzonder argument naar voren: ‘belediging van een ambtenaar in functie’ heeft een vaste en zinvolle plaats verkregen in het rechtsbewustzijn van de burger. O ja? En waar is dan het argument van de gelijkheid? Het gegoochel met rechtsbewustzijn en rechtsontwikkeling kan ons niet overtuigen.
Afrondend: de SGP-fractie heeft fundamentele bezwaren tegen dit wetsvoorstel en zal het daarom ook niet steunen. Niettemin zien we belangstelling uit naar de beantwoording door de initiatiefnemer.