16 februari 2021
Avondklok juridisch onhoudbaar
Toen de SGP tegen de invoering en verlenging van de avondklok stemde, was een van de hoofdbezwaren dat de avondklok momenteel een ondeugdelijke juridische basis heeft. Een avondklok is een zeer verregaande inperking van een aantal grondrechten die vastliggen in onder meer de Grondwet en Europese verdragen. Het gaat daarbij om een aantal wezenlijke vrijheden als de persoonlijke levenssfeer, de bewegingsvrijheid of de vrijheid van vereniging en vergadering.
De avondklok is de meest ingrijpende maatregel die na 1945 voor heel Nederland is genomen. Voor zo’n uitzonderlijke maatregel moet dan ook een heldere en deugdelijke staatsrechtelijke wettelijke basis zijn waarbij zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer zich moeten kunnen uitspreken. Het kabinet heeft zich beroepen op de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Wbbbg). Deze wet is bedoeld voor rampen en grootschalige crises waarbij de democratie tijdelijk buiten werking wordt gesteld omdat er sprake is van een acute noodsituatie. De wet noemt dat een ‘spoedeisend belang’.
De invoering van de avondklok kent geen ‘spoedeisend belang’ zoals bedoeld in deze wet. Er werd namelijk al weken gespeculeerd over de invoering van de avondklok, en ook de Tweede Kamer kreeg de mogelijkheid hierover te debatteren. Daarom is de Wbbbg een verkeerd middel om een avondklok in te stellen. De SGP heeft dit van meet af aan benadrukt. Dat de rechtbank dit nu bevestigt is dan ook geen verrassing.
Zie hieronder de bijdrage van Kees van der Staaij aan het debat van vorige week waarin hij zijn punt opnieuw maakte. Naar nu blijkt dus zeer terecht.
De avondklok is een maatregel die heel algemeen van karakter is en ver ingrijpt in het maatschappelijk leven en in de bewegingsvrijheid van de burgers. Het is heel moeilijk om te bewijzen dat deze specifieke maatregel een groot effect heeft, zo geeft het OMT aan. De SGP vond en vindt, alles afwegend, dat de avondklok in de huidige omstandigheden geen proportionele maatregel is. Dus wij blijven bij het standpunt dat wij de verlenging afwijzen. Ik zeg daarbij dat we de lat hier hoger leggen dan bij andere maatregelen die het kabinet neemt, omdat het een uitzonderlijk juridisch kader is waar een beroep op wordt gedaan. Daarom zijn wij eigenlijk extra streng bij deze maatregel. We hebben de coronawet hier uitvoerig besproken. Daar valt deze maatregel niet onder en dus ook niet onder alle waarborgen die bij die wet horen.
Eigenlijk vind ik het ook heel ongemakkelijk om het nu hier in het parlement te hebben over een verlenging, terwijl het eerstvolgende debat over de avondklok over de wet had moeten gaan. Want deze bijzondere noodwet zegt duidelijk dat er onverwijld een wetsvoorstel naar het parlement moet worden gestuurd, zodat de Tweede en de Eerste Kamer - dat is nu ook nog niet gebeurd - zich kunnen uitspreken over de invoering. Nu praten we eigenlijk al over een verlenging, zonder dat we de invoering parlementair hebben bekrachtigd. Dat is heel ongemakkelijk en daarom zijn wij vanuit juridisch oogpunt extra kritisch op deze gang van zaken. Mijn kernvraag is daarom waarom het zo lang geduurd heeft voordat de bekrachtigingswet naar de Kamer is gegaan. Waarom is niet, zoals bij de spoedwet over de testverplichting, alles uit de kast getrokken om dat zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen?
Ik lees dat het kabinet de avondklok de komende weken zeer nauwgezet blijft beoordelen en deze maatregel per direct stopt wanneer daar eerder aanleiding toe is. Kan de minister aangeven op basis van welke informatie het kabinet al dan niet besluit om de avondklok te beëindigen voor 3 maart?