
20 mei 2025
Verbied ondermijnende organisaties
ALlereerst, welkom, met name mijn oud-collega!
Voorzitter, u zult het niet geloven, maar in mijn garage hangt aan de wand enig gereedschap. Onderdeel daarvan is een set van 5 vijlen, netjes naast elkaar, mooi oranje handvatjes in SGP-kleur. De vijlen zijn heel verschillend, van fijn, die heb ik regelmatig gebruikt, tot een vijl die ik bijna nooit ter hand heb genomen. Deze lijkt meer op een scherpe rasp.
Deze metafoor zou ik willen gebruiken bij de behandeling van dit wetsvoorstel: een scherpe rasp is nodig om scherpe uitsteeksels weg te halen. Bij dit wetsvoorstel zie ik het middel, namelijk het bestuurlijk verbod op ondermijnende organisaties als zo’n scherpe rasp, die je vrijwel nooit hanteert.
Immers, in onze democratische rechtsstaat is het spannend om een wet te behandelen die het mogelijk maakt om organisaties te verbieden. Dat schuurt in een democratie als de onze met een Grondwet die in artikel 8 het recht van vereniging waarborgt, met daarbij nog eens artikel 11 van het EVRM (Europees Verdrag van de Rechten van de Mens).
Maar als het gaat om organisaties die willens en wetens de democratische rechtstaat ondermijnen, dan ligt het toch anders. Dan is dat scherpe middel van een verbod juist gericht op de bescherming van die democratische rechtstaat. Daarom is het van essentieel belang om waarden en normen te wegen in het licht van de democratie. Voor mijn fractie zijn dat ook waarden en normen die terug te voeren zijn op de Bijbel en de Tien Geboden: die zijn begrenzend, richtinggevend, en vooral heilzaam voor de samenleving.
Hierbij gaat het overigens niet alleen om de rechtsstaat, maar ook om elementen die in die rechtstaat tot hun recht moeten kunnen komen op allerlei terrein, maatschappelijk, sociaal, economisch, ethisch.
Daarbij is het natuurlijk wel van belang om te blijven kijken naar de theorie en de praktijk: de theorie waar het gaat om de wijze van organiseren, de praktijk als het gaat over het daadwerkelijk handelen. In casu gaat het dus om legale organisaties die illegaal handelen. Hier komen bovenwereld en onderwereld bij elkaar en is er dus sprake van ondermijning.
Oftewel, een organisatie kan vanuit het democratisch oogpunt ordelijk in elkaar zitten. Maar als leden van een dergelijke organisatie zich in de praktijk misdragen, dan kan de organisatie tot nu toe niet zomaar worden aangepakt, ook niet als de betreffende organisatie zich niet uitspreekt tegen de gedragingen van haar leden, en men zich in feite verschuilt achter mooie woorden en keurige statuten.
In dit verband nog een vraag:
- Hoe functioneert de voorliggende wet als een organisatie niet nadrukkelijk afstand neemt van de gedragingen van leden of als de organisatie onvoldoende daadkrachtig of effectief optreedt?
Voorzitter, zo komen we bij de situatie waar dit wetsvoorstel door is ontstaan, door de zogenoemde Outlaw Motorcycle Gangs (OMG’s) en vergelijkbare organisaties. Nou, die OMG’s zijn nogal duidelijk: de naam Outlaw spreekt al voor zich. Gericht op handel in drugs, dreiging en geweld. Aanpakken dus! Er zijn genoeg argumenten die vóór dit bestuurlijk verbod pleiten.
Eerst dit: een civielrechtelijke procedure duurt niet alleen lang, ze is ook in haar aard reactief. Dat betekent dat er eerst een gerede aanleiding moet zijn om tot een verbod te komen. Dat is uiteraard ook het geval bij het bestuursrechtelijk verbod, maar het bestuursrechtelijk verbod is actief, en daardoor ook preventief. Daarmee is het mogelijk om een op zich legale organisatie te verbieden die wetteloosheid faciliteert, en voorkomen we hopelijk te voorziene criminele of illegale praktijken. Het werkt immers ook snel.
Dat is nodig, want bij een ondermijnende organisatie moet adequaat en effectief gehandeld kunnen worden. Het probleem van de civielrechtelijke route is dat gemiddeld pas na 41 weken een verbod wordt opgelegd, en deze termijn wordt alleen maar langer als men in beroep gaat. Het bestuursrechtelijk verbod maakt per direct handelen mogelijk. Daarbij moet uiteraard wel de rechtsbescherming worden gewaarborgd.
- Kunnen indieners en regering nog eens uitdrukkelijk bevestigen dat de rechtsbescherming op orde is, ook bij het bestuursrechtelijk verbod?
- Kan de minister in dit verband nog ingaan op de route van de Voorzieningenrechter, dat als een soort kort geding werkt?
Vz. Dat direct handelen heeft nog allerlei andere voordelen, zoals:
-sociale veiligheid in de maatschappij;
-meer vertrouwen in een kordate overheid;
-voorkomen van wegsluizen van illegaal verkregen eigendommen;
-voorkomen van wegmoffelen van belastend bewijsmateriaal;
-direct stoppen van en handhaven op illegale praktijken;
-En als belangrijkste in deze opsomming van voordelen: de veiligheid in hetkader van de openbare orde.
Dat laatste punt is cruciaal, want op basis daarvan kan dit instrument worden ingezet. Daarbij gaat het niet om openbare orde in algemene zin zoals gebruikelijk in bijvoorbeeld de Gemeentewet. Daar gaat het bij openbare orde over een ordentelijk verloop van het maatschappelijk verkeer in de openbare ruimte. Bij het grondwettelijk openbare-ordebegrip (zie MvT pag.4) gaat het om handelingen van rechtspersonen die een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormen van als wezenlijk ervaren beginselen van het Nederlandse rechtsstelsel en die de samenleving (kunnen) ontwrichten. Als voorbeelden van dergelijke handelingen zijn onder andere genoemd: aantasting van de vrijheid van anderen of van de menselijke waardigheid, het gebruik van geweld tegen het openbare gezag of bedreiging daarmee, rassendiscriminatie of uitlatingen zoals het aanzetten tot haat.
Voorzitter, daarmee komen we tot een wezenlijk punt waar de initiatiefnemers goed op hebben geacteerd, door artikel 2 van het Wetsvoorstel uit te breiden en uit te diepen, onder andere in reactie op de bemerkingen van de Raad van State. Het is goed om daarbij op te merken dat de criteria uit artikel 2 lid 1 afkomstig zijn vanuit de jurisprudentie. De reikwijdte van het verbod is daardoor veel beter ingebed, en ook voldoende ingeperkt. Het gaat nu om een organisatie die
- Een cultuur van wetteloosheid creëert, bevordert of in stand houdt door het stelselmatig plegen van strafbare feiten;
- Een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormt van als wezenlijk ervaren beginselen van de Nederlandse rechtsorde; en
- De Nederlandse samenleving of delen daarvan ontwricht of kan ontwrichten.
Dat roept natuurlijk wel de vraag op of deze drie criteria allemaal altijd in dezelfde mate aan de orde moeten zijn, of dat er gradaties denkbaar zijn.
- Graag de reactie van indieners en van de regering?
Voorzitter, de maatschappij verandert heel snel, we zien een toenemende verharding, en een verval van waarden en normen in het maatschappelijk verkeer en tijdens demonstraties. Daarom is een vervolgvraag:
- Zijn er ook andere organisaties als de Outlaw Motorcycle Gangs die in aanmerking komen voor een bestuurlijk verbod?
Zomaar wat voorbeelden:
Denk bijvoorbeeld aan een organisatie als Samidoun. Voormalig minister Yesilgöz gaf in 2024 in antwoord op schriftelijke vragen aan dat, ‘gelet op het ontbreken van juridische grondslagen om organisatiegericht onderzoek te doen naar dergelijke organisaties er bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid geen actueel beeld is over de organisatie Samidoun.’ Samidoun kon niet worden onderzocht ondanks dat duidelijk is dat de organisatie tot geweld oproept, zich antisemitisch uitlaat en banden met terroristische organisaties onderhoudt.
- Biedt deze wet wel mogelijkheden, zo vraag ik aan de huidige minister van Justitie & Veiligheid?
Op het terrein van leven en dood: een organisatie als de Coöperatie Laatste Wil scheert langs de randen van het recht met het aanbieden van middelen tot zelfdoding. Of op het terrein van de menselijke waardigheid. Wat te denken van organisaties die misbruik van mensen bevorderen, zoals in de pornografie, de prostitutie, mensenhandel.
En om niet meer voorbeelden te noemen, onze maatschappij wordt geteisterd door een organisatie als Extinction Rebellion, de naam zegt het al. Rebelleren via disruptieve acties, zoals ze zelf aankondigen.
Voorzitter, het zijn zomaar wat voorbeelden, en ik zeg vandaag niet dat we met deze wet in de hand al deze organisaties zouden moeten opsporen en een bestuurlijk verbod zouden moeten geven. Want juist hier komt de zorgvuldigheid van dit wetsvoorstel naar boven. Alleen als een dergelijke organisatie aan alle criteria van artikel 2 lid 1 voldoet, dan alleen komt dit gereedschap van het bestuurlijk verbod aan de orde, waarbij cruciaal is dat de rechtsbescherming is gewaarborgd. Waarbij uiteindelijk de rechter toetst of de minister juist heeft gehandeld bij toepassing van de criteria uit artikel 2 lid 1.
Voorzitter, ik sluit af met een conclusie, en ik vraag zowel de indieners als de minister om bevestiging daarvan:
Het bestuursrechtelijk verbod op ondermijnende organisaties is een instrument dat een aanvulling vormt op de gereedschapskist van de democratische rechtstaat, waarbij diezelfde democratische rechtstaat de rechtsbescherming waarborgt.
- Mag ik de minister en de indieners vragen op deze conclusie van de fractie van de SGP te reflecteren?
Ik dank u!