31 mei 2022
Senator Van Dijk over de rechtstaat
Lees hier de bijdrage van SGP-senator Diederik van Dijk aan het debat over de staat van de rechtsstaat in de Eerste Kamer.
Vrijheid
Het rapport van de Raad van Europa over de Nederlandse rechtsstaat biedt een nuttige blik van buiten. De indruk is dat Nederland in het algemeen een goed functionerende staat is met sterke democratische instellingen en waarborgen voor de rechtsstaat. Dat mogen we met dankbaarheid noteren. Tegelijk is daarmee niet alles gezegd. Terecht legt het rapport een aantal problemen met het wetgevingsproces bloot. Bijvoorbeeld als het gaat om realistische verwachtingen van de uitkomsten.
Ik zie een overheid die een ideaalbeeld heeft van de burger. Die ideale burger is proactief, zelfstandig, rationeel, ondernemend, taalvaardig, in staat om de financiële en juridische consequenties van het eigen handelen te kunnen evalueren en problemen zoveel mogelijk zelf op te lossen. Met zo’n burger kan er bezuinigd worden op GGZ en jeugdzorg, kan toegang tot overheidsdiensten zoveel mogelijk digitaal en is de inzet van algoritmes binnen overheidssystemen geen bezwaar, want met zo’n ideaalbeeld leidt dit niet tot problemen. Dit ideaalbeeld is echter te rooskleurig.
Ook het parlement dient hier scherp te zijn. Bij wetgeving over de donorwet of het wetsvoorstel voor afschaffing van de beraadtermijn voor abortus wordt uitgegaan van de zelfstandige, autonome burger die alle mogelijkheden heeft en kent om tot een rationele keuze te komen die bij zijn of haar situatie past. Helaas is de werkelijkheid vaak anders. In de aanbevelingen van het rapport viel mij op dat men de nadruk legt op de uitvoerbaarheid van wetgeving en dat die gestoeld moet zijn op eerlijke, realistische inschattingen. Wetgeving moet niet aansluiten bij een fictie.
Er lijkt ook een ideaalbeeld van de samenleving te zijn. Een pluriforme samenleving waarin iedereen vrij is zijn mening te hebben en te vertolken. Maar durven we nog fundamenteel het gesprek aan te gaan over normen en waarden? Over botsende levensbeschouwingen? Mag er ook ruimte zijn voor een kritische mening gegrond op de Bijbel, ook als die afwijkt van wat de meerderheid vindt?
Het is in Westerse landen geen uitzondering meer dat burgers en zelfs politici voor de rechter komen omdat zij uit de Bijbel citeren. Er wordt geregeld aangifte gedaan omdat men een Bijbels standpunt over seksualiteit aanstootgevend vindt. Denk aan de zaak tegen het Finse parlementslid Räsänen, ds. Latzel uit Bremen en ds. Kort in ons land. Die laatste zaak is gelukkig niet voor de rechter gekomen. Hoe beoordeelt de minister deze voorbeelden? Is hier geen sprake van een zorgelijke trend met betrekking tot zowel de vrijheid van godsdienst als de vrijheid van meningsuiting? Staat de minister in Europees verband pal voor deze grondrechten?
En dan de sociale media. Het aanzetten tot haat, geweld, discriminatie en belediging hoort daar niet thuis. Het probleem is alleen dat die criteria soms ruim worden opgevat. Burgers die indringende vragen stellen over de consequenties van genderbeleid voor vrouwenrechten wordt het zwijgen opgelegd. Zelfs politici worden geblokkeerd, bijvoorbeeld omdat zij de vinger leggen bij moslimfundamentalisme. Het kan zomaar gebeuren dat een ideologisch filter gaat bepalen welke geluiden nog te horen zijn. Dat is geen aanlokkelijk perspectief. Hoe ziet de minister dit?
En let de overheid op haar eigen woorden? Zoals in een voortgangsbrief (van 21 mei 2019) over de implementatie van het Beijing Platform for Action , waarin wordt gesproken over “verworvenheden die onder druk staan door conservatieve krachten.” Of meer recent: een brief van 13 mei jl. over de toegevoegde waarde van feministisch buitenlandbeleid voor Nederland waarin staat dat onder andere ”toenemend conservatisme” de positie van vrouwen en meisje wereldwijd in toenemende mate onder druk zet.
Je kunt best een tijdje kauwen op die zinnen: Wat maak je los door mensen met een bepaalde overtuiging als ‘krachten’ te betitelen? Krijgt dit niet snel de klank van kwade krachten, van een gezwel? Moet conservatisme van staatswege bestreden worden? Moet de staat altijd progressief zijn? Is het volgens de regering legitiem om binnen de rechtsstaat bijvoorbeeld principiële kritiek te hebben op de abortuswetgeving of worden de verworvenheden op dit gebied inmiddels als onderdeel van de rechtsstaat gezien? Zou het niet verstandiger zijn om te vechten voor behoud van de rechtsstaat in plaats van het bevechten van zogenaamd conservatisme dat zich voluit aan de kaders van de rechtsstaat wil houden?
Balans
Met enige zorg slaat de SGP gade hoe de verschillende staatsmachten zich ten opzichte van elkaar ontwikkelen. We zien gaandeweg dat de rechter meer op de stoel van de politiek terecht komt. Dat gebeurt door het toenemende aantal succesvolle rechtszaken op grond van het algemeen belang (boek 3, artikel 305a BW). Ik noem de klimaatzaak door Urgenda, de zaak over luchtkwaliteit door Milieudefensie en de zaak over het gebruik van algoritmes door het Nederlands Juristencomité en Privacy First. Milieuorganisaties blijken meer dan gemiddeld actief. Nu lijkt het positief dat deze organisaties opkomen voor het algemeen belang. Toch is het zeer de vraag hoe representatief die organisaties zijn, terwijl de impact van deze zaken groot is.
Denk bijvoorbeeld aan de gevolgen voor de energierekening van burgers en het bedrijfsbelang van boeren. Ziet de minister het risico dat het primaat van de politiek ondergraven wordt als de rechter steeds vaker gaat bepalen hoe afwegingen in complexe dossiers moeten uitpakken? Zijn de juridische mogelijkheden voor civiele procedures niet teveel uitgedijd?
Moraal
Kan de democratische rechtsstaat bestaan zonder funderende moraal? Anders gezegd: de democratische rechtsstaat is het voertuig waarin we ons bewegen, maar wat is de duurzame brandstof? In de inburgering is het onderschrijven van nationale kernwaarden verplicht en die kernwaarden zien we inmiddels ook terug in het burgerschapsonderwijs. Bovendien moet er een algemene bepaling in onze Grondwet komen over het waarborgen van grondrechten en de democratische rechtsstaat. Blijkbaar is er het besef dat er een gedeeld moreel fundament aangelegd moet worden om tolerantie en pluriformiteit te borgen. Maar wat is tolerantie als kritiek op het overheidsbeleid – ik denk aan het coronabeleid – al te gretig wordt weggezet als “complotdenken”? En wat is tolerantie als voor een open gesprek over botsende opvattingen over gender, seksualiteit of abortus de ruimte steeds kleiner lijkt te worden?
Er lopen kloven in onze samenleving. Kloven waarin wereldbeelden en levensbeschouwingen niet meer in gesprek komen. Het zijn niet enkel politieke visies die botsen maar verschillende geconstrueerde werkelijkheids- en waarheidsbeelden. Men is het niet meer eens over de basale werkelijkheid en de waarheid van bepaalde feiten. Dan is ieder zinnig gesprek bij voorbaat uitgesloten. Dit gebrek aan consensus over wat waar, redelijk en goed is, kan uiteindelijk de fundamenten van onze samenleving onderuithalen.
Er is een bepaalde gemeenschappelijkheid nodig om een samenleving te vormen. De invloed van het postmodernisme, het grandioze afscheid van de grote verhalen die eeuwenlang onze sociale orde en structuur hebben gedragen, kunnen uitlopen op het uiteenvallen van de samenleving in diverse ‘clans’ met een eigen geconstrueerde werkelijkheid en waarheid.
In de westerse wereld is die gemeenschappelijkheid heel veel eeuwen – met alle vallen en opstaan – gevonden in de christelijke traditie. Sprekend over de staat van de rechtsstaat blijft het een grote vraag waar wij vandaag die gemeenschappelijkheid vinden. Ik ben benieuwd waar de minister het antwoord op deze vraag ziet.