11 december 2018
Behandeling belastingplan Eerste Kamer
Lees hieronder de bijdrage van SGP-senator Peter Schalk aan het debat over het belastingplan.
"Er zijn van die momenten dat de verwarring toeslaat, zoals onlangs bij een briefing over de 9 wetsvoorstellen in het pakket Belastingplan 2019 die aan de orde zijn. Bij sommige onderwerpen heb ik even met de ogen geknipperd. Bijvoorbeeld toen het ging over spelers bij sportwedstrijden. Althans in mijn onschuld meende ik dat het daarover ging. Ik onthield me toen even van commentaar. Het mag bekend zijn dat de SGP weinig opheeft met allerlei vormen van sportverdwazing. Zeker als daarbij ook exorbitante bedragen worden betaald voor mensen die iets beter met de bal zijn dan anderen, of net iets harder tegen een berg op kunnen fietsen dan hun maatjes. Dus wat mij betreft mocht de belasting zwaar gaan drukken. Totdat het tot me doordrong dat het niet om de sporters ging, maar om gokkers, die weddenschappen aangaan rondom sportwedstrijden. Aanpakken die handel, zou ik zeggen! Wat mij betreft mag de marginale druk bij gokken echt omhoog schieten. Waarom maar 29% belasting over die gokrevenuen?
Deze gokbelasting steekt immers schril af tegen de belasting die een gewone Nederlander moet betalen, die met hard werken zijn of haar geld verdient. Zelfs na de invoering van het tweeschijvenstelsel in 2021 ga je dan al 37,05% betalen in het lage tarief, en 49,50% in het hogere tarief.
Overigens, de laagste inkomens, tot 20.000 euro, gaan de komende jaren meer belasting betalen, van 36,55 naar 37,05 procent. Zeker, dit probleem wordt opgelost door diverse maatregelen en kortingen. Concreet, door de arbeidskorting, de heffingskorting waardoor je minder belasting hoeft te betalen, te verhogen gaat werken meer lonen, althans voor een inkomen tot 35.000.
Echter, als je dat matcht met de Tabellen Marginale druk die we via de schriftelijke ronde kregen, kom je tot de conclusie dat dit schone schijn is. Ondanks aandringen van deze Kamer, ik herinner de staatssecretaris aan de motie Schalk van 2016, vervolgens de motie Ester van 2017. En wat zien we nu? Er is nog nauwelijks beweging te zien. Alleen als je van 22.000 naar 23.000 gaat zien we nu een substantiële verbetering, maar nog steeds 56%. Daarna allemaal rond de 90% en op de top zelfs een uitschieter naar 167% marginale druk. Dat is toch niet uit te leggen? Wat is het oordeel van de staatssecretaris over deze exorbitante belastingdruk? Zorgt het gebruik van de belastingen als prikkel voor werk, werk, werk, uiteindelijk voor een mismatch?Is daar nu echt niets aan te doen?
Hier gebeurt immers iets heel raars: enerzijds worden de Nederlanders gepusht om meer te gaan werken, meer te gaan verdienen. En anderzijds worden ze, juist in het segment waar meer verdienen van belang is om richting een modaal inkomen te groeien, hard aangepakt.
Immers, laten we het nu eens koppelen aan de route naar het tweeschijvenstelsel. Tot 20.000 euro ga je meer belasting betalen dan tot nu toe. Dus is de prikkel: zorg dat je boven de 20.000 komt, want dan ga je minder belasting betalen. Vervolgens kom je in wat nu de 2e schijf heet, van 20.000 tot 33.000; daar gaat de belasting volgens het overzicht Parameters ingroeipad tweeschijvenstelsel iets naar beneden, maar dat merk je nauwelijks, omdat je daar enorm gepakt wordt: gemiddeld ga je over elke extra verdiende euro ongeveer 90 cent belasting betalen. Er is zelfs uitgerekend dat je over 10.000 euro extra bruto inkomen slecht 91 euro overhoudt. Mijn vraag is: klopt deze berekening? En zo ja, dat zijn dan toch de verkeerde prikkels? Hoe komen we daar nu uit? Is de dieper liggende oorzaak niet dat we in feite prikkelen met het draagkrachtbeginsel op individuele basis?
Dat doorkruist in feite de andere uitgangspunten in het belasting- en toeslagenstelsel die wel op het huishoudinkomen gericht zijn, zoals het kindgebonden budget, de huurtoeslag, de zorgtoeslag.
Alleen bij de directe belastingen wordt een ander uitgangspunt gehanteerd, dat inmiddels zelfs door het CPB wordt bekritiseerd. In het rapport ‘Eenverdiener onder druk’ wordt klip en klaar gesteld, en ik citeer: “Het verschil in belastingdruk voor een‐ en tweeverdieners is sterk opgelopen. De vraag rijst of een verdere stijging wenselijk is met het oog op gelijkheid en doelmatigheid”.
Dit is natuurlijk een prachtig moment om ook een vraag aan de minister van OCW te stellen, die immers Emancipatiezaken in haar portefeuille heeft: Is deze minister het met mijn fractie eens dat het hoog tijd wordt om de ongelijke behandeling van een- en tweeverdieners aan te pakken?
Ik begrijp dat zij hier niet op kan antwoorden, maar hoop dat ze wel antwoorden in wil fluisteren bij de staatssecretaris.
Ook de Raad van State legt de vinger bij het feit dat het stelsel van inkomensverdeling via belastingen en toeslagen leidt tot verschillen in besteedbaar inkomen die niet goed meer verklaard kunnen worden uit de verschillen in positie tussen deze groepen, en koppelt dat zelfs aan het breed welvaartsbegrip, een thema dat in deze Kamer breed wordt gedeeld. Wat is het oordeel van de staatsecretaris op dit punt? Is het terecht dat de Raad van State deze koppeling maakt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat de regering hier aan doen?
In vervolg op dit punt verwijs ik naar de tabellen over de marginale druk, zoals door het ministerie aangeleverd. Een eerste conclusie is dat de tabellen over de marginale druk verhullend zijn ten aanzien van een ander probleem, namelijk dat van de kloof tussen eenverdieners en tweeverdieners. De staatssecretaris gaf in eerste instantie aan dat hij geen tabellen kan leveren voor tweeverdieners. Na enig aandringen kwam er toch een overzicht, waaruit blijkt dat het er voor tweeverdieners heel wat gunstiger uitziet. Zeker voor de minstverdienende partner.
Dat klopt wel met het beeld dat ik tijdens de AFB reeds heb geschetst. Toen heb ik aangegeven dat het lijkt of de kloof tussen een- en tweeverdieners kleiner wordt. De koopkrachtpercentages zijn voor de eenverdiener gunstiger dan voor tweeverdieners. Echter, de koopkrachtontwikkeling is voor de eenverdiener ongunstiger. Immers, het percentage moet worden losgelaten op ‘het inkomen dat huishoudens nog kunnen uitgeven na het betalen van belastingen en premies en het ontvangen van toeslagen’, aldus het ministerie van SZW.
Netto gaat de tweeverdiener er meer op vooruit. De stijging in percentages geeft een positief beeld, de werkelijkheid is negatief. Ergo, de kloof tussen een- en tweeverdieners wordt nog steeds groter.
Ik realiseer me dat deze kwestie steeds opnieuw aan de orde komt. Het lijkt wel of we in een impasse zitten: iedereen begrijpt dat er iets moet gebeuren, maar het zit een beetje op slot. Ik merk het bij de APB, bij de AFB. Enerzijds is er begrip, maar de coalitie heeft ook afspraken gemaakt. Kan de staatssecretaris een route met mij op, waarbij ik respecteer dat er momenteel niet iets te veranderen valt, maar waarin we de toekomst verkennen. Is hij bereid om opties te verkennen, even los van het politieke gewoel, opties voor de langere termijn om pijnpunten rond marginale druk, rond de een- en tweeverdieners, weg te nemen. Een dergelijke verkenning biedt ruimte aan de huidige coalitie om haar pad af te lopen, maar deze route doet recht aan de positie van de Eerste Kamer, om tot reflectie te komen op het regeringsbeleid voor nu en voor de toekomst!
Ten aanzien van de Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019 een paar korte aandachtspunten. Hier komen wel een paar zaken aan de orde die gaan aantikken voor de individuele burger. Neem het verlagen van de belastingvermindering van de energiebelasting. Erg verwarrende teksten voor de gewone burger. Als de belastingvermindering wordt verlaagd, dan het wordt dus duurder voor de consument.
Door het afschaffen van de BPM-teruggaafregeling worden bedrijven en instellingen geraakt die te maken hebben met contractvervoer en doelgroepenvervoer. Is dit realistisch als het gaat over doelgroepenvervoer in de regio, waar het gaat over vervoer van mensen met een beperking, of ouderenvervoer? En ten aanzien van het vervoer van kinderen naar school: Welke consequenties kan of zal dit hebben voor het leerlingenvervoer?
Nog een enkele vraag over de btw-verhoging van 6 naar 9 procent. Stel dat een ondernemer in december goederen of diensten uitlevert, maar de factuur wordt pas in januari verzonden: Welk tarief geldt er op dat moment? En wat als de factuur tijdig wordt verzonden, maar de klant betaalt pas in 2019?
Nog een vraag aan minister Van Engelshoven: Kan de minister aangeven op welke wijze het wetsvoorstel Wet fiscale maatregel rijksmonumenten behulpzaam is bij de onlangs door het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken ondertekende agenda Religieus Erfgoed?
Mijn betoog begon met verwarring over gokkers. Ik houd niet van gokken, en volgens mij de staatssecretaris ook niet. Maar ik houd ook niet van verwarring. Daarom hoop ik dat de staatssecretaris vooral duidelijkheid wil verschaffen richting de toekomst van de gewone burger, die bereid is belastingen te betalen. Maar die wel eerlijk behandeld wil worden. Ik zie dan ook uit naar de antwoorden!