
16 juni 2025
Als je vrede wilt, bereid je dan voor op oorlog
Opnieuw was Diederik van Dijk te gast in de Eerste Kamer. Dit keer om de Wet financiële defensieverplichtingen te verdedigen. In die wet wordt de 2%-norm of de NAVO-norm vastgelegd. Peter Schalk voerde daarover het woord. Hieronder zijn bijdrage.
Voorzitter, u bent het niet van mij gewend, maar vandaag kom ik met 3 Latijnse spreuken. Allereerst deze: Nil nobis absurdum. Dat was de wapenspreuk van het regiment der Aan- en Afvoertroepen waarbij ik als jonge reserveofficier mocht dienen. Niets is ons te dol. Nou, dat klopte wel destijds in het eerste kabinet Lubbers waarin Defensie zo werd afgeknepen dat er nauwelijks brandstof gebruikt mocht worden voor het militaire transport. Toen al!!
Boven de memorie van toelichting prijkt de tweede spreuk, mogelijk terug te voeren op Plato: Si vis pacem, para bellum. Het betekent: als je vrede wilt, bereid je dan voor op oorlog.
Al jarenlang pleit de SGP in lijn met deze spreuk voor een defensiebudget dat aansluit bij internationale afspraken. In NAVO-verband is al in 2006 in de ‘Wales Summit Declaration’ afgesproken dat lidstaten tenminste 2% van het bruto binnenlands product investeren in defensie. Maar we deden het niet, ondanks continue oproepen van de SGP in Tweede en Eerste Kamer.
Voorzitter, Recent kregen we een inkijkje via de Algemene Rekenkamer, en dat gaf aan dat we vorig jaar op 1,79 % zaten. Daarom nu de vraag aan de huidige minister van Defensie:
- Wordt op dit moment de 2%-norm gehaald?
Nu, eindelijk, wordt in het initiatiefwetsvoorstel deze 2% norm als jaarlijks defensiebudget in de wet vastgelegd. Door het wettelijk vastleggen van een minimaal percentage dat aan defensie-uitgaven besteed dient te worden, wordt voorkomen dat in tijden van economische tegenspoed op de Defensieorganisatie tot onder de 2% aan defensie-uitgaven bezuinigd kan worden. Dit biedt voor Defensie meerjarige zekerheid om langjarige verplichtingen aan te kunnen gaan, zodat gebouwd kan worden aan een toekomstbestendige krijgsmacht die in staat is om op te treden in actuele en toekomstige veiligheidssituaties.
De krijgsmacht is gebaat bij een bestendig beleid dat langjarig richting geeft aan de wijze waarop de middelen besteed dienen te worden in het licht van wettelijke verplichtingen, bondgenootschappelijke afspraken en veiligheidsontwikkelingen. Daartoe regelt het initiatiefvoorstel ook een defensieplan voor een termijn van vijftien begrotingsjaren en een periodieke defensiemonitor die een analyse bevat van de trends en dreigingen ten aanzien van de vitale belangen van het Koninkrijk en van de maatregelen om deze dreigingen het hoofd te bieden.
Toch ook hierbij enkele vragen aan de regering:
- Is een monitor van vier jaar wel adequaat om in te spelen op de steeds maar versnellende ontwikkelingen en innovaties op het gebied van defensie?
- Kan tussentijds worden besloten tot een kortere interval?
Tegen het defensieplan wordt wel als bezwaar aangevoerd dat het budgetrecht wordt aangetast voor een periode van maar liefst vijftien jaar. De initiatiefnemers hebben echter terecht als argument aangevoerd dat dit lange-termijn perspectief juist noodzakelijk is om de stabiliteit van het defensiebudget, waaraan juist in de huidige geopolitieke omstandigheden dringend behoefte is, te waarborgen.
- Zijn de initiatiefnemers het met de fractie van de SGP eens dat het budgetrecht niet terzijde wordt geschoven door deze wet?
Voorzitter, er zijn signalen dat een budget dat overeenstemt met 2% van de BBP zal resulteren in een verdere onderbesteding, omdat defensie nu al niet de capaciteit heeft om het geld uit te geven. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel wordt als oorzaak vermeld dat “Het in schokgolven beschikbaar stellen van grote hoeveelheden geld, leidt onherroepelijk tot ondercapaciteit. Niet alleen omdat defensiematerieel niet van de plank gekocht kan worden, maar ook omdat de eigen defensie-industrie gemarginaliseerd is geraakt door decennialang een gebrek aan grote investeringen.” In verband hiermee heeft onze fractie de volgende vraag:
- Is het vooruitzicht dat, met een stabiel defensiebudget, op termijn de onderbesteding daadwerkelijk zal verminderen? Op welke termijn is dit de verwachting?
Wij hebben begrepen dat er een evaluatie loopt naar de vraag of Defensie wel genoeg middelen heeft om haar prioriteiten te kunnen behalen en anderzijds of Defensie wel voldoende capaciteit heeft om het extra geld uit te geven. Uit die evaluatie moet blijken of Defensie dankzij de meerjarige financiële zekerheid op een bepaalde termijn de organisatie zo kan optuigen, dat van grote onderbestedingen geen sprake meer zal zijn en dat de organisatie er dan klaar voor is om meer geld doelmatiger te besteden en echt op krachten te komen.
- Kan de minister toezeggen dat deze evaluatie naar de beide Kamers gestuurd wordt?
Voorzitter, inmiddels is bekend dat onder de NAVO-ministers in Brussel brede steun lijkt te zijn voor het verder ophogen van de budgettaire norm tot 5%, waarvan 3,5% direct voor defensie en 1,5% voor defensie-gerelateerde uitgaven.
- Delen de initiatiefnemers de opvatting dat verdere verhoging in het licht van de huidige geopolitieke ontwikkelingen noodzakelijk is?
- Klopt het dat een eventuele hogere drempelnorm via een nieuwe wetgevingsprocedure moet worden vastgesteld? Zien de initiatiefnemers dat als hun taak, of van het kabinet?
Tenslotte: de SGP-fractie gelooft met de profeten Jesaja en Micha in het Oude Testament in een uiteindelijk perspectief waarin zwaarden worden omgesmeed tot ploegscharen en speren tot snoeimessen, waarin geen volk tegen een ander volk het zwaard zal opheffen en waarin de volken de oorlog niet meer zullen leren. Maar tot die tijd is het de overtuiging van onze fractie dat onze defensie voldoende voorzien moet zijn van de hedendaagse varianten op zwaarden en speren. Het initiatiefwetsvoorstel is wat ons betreft een goede stap in die richting. Mijn fractie is overigens van mening dat een louter vertrouwen op budgetten en op defensiematerieel maar heel mager is. Daarom mijn derde Latijnse spreuk met een oproep tot allen die hier verantwoordelijkheid in dragen: Ora et Labora, oftewel Bid en Werk!
Onze fractie ziet uit naar de beantwoording van onze vragen.